Reaal
Uit Wiki Munten en papiergeld
reaal, (Spa. real, Fra. royal = koninklijk), benaming voor diverse muntsoorten, waarvan hier alleen de realen worden behandeld, die in de Nederlanden zijn geslagen of daar van belang zijn geweest, aangevuld met de huidige muntsoort van Brazilië.
1. Spaanse zilveren munt (Spa. real de plata, 3,48 g, 0,930), ingevoerd door Peter I van Castilië en León (1350-1369) naar het voorbeeld van de Franse tourse groot (groot Tournoois). Sinds de muntwet van 1497 van Ferdinand II van Aragón (1479-1516) en Isabella I van Castilië (1474-1504), is de reaal, met veelvouden en onderdelen, de belangrijkste zilveren munt van Spanje. Met op de vz het gevierendeelde wapen Castilië-León en Aragón-Sicilië en op de kz de symbolen van Ferdinand, een juk, en van Isabella, een pijlenbundel.
Onder Karel V (1506-1555) wordt ca. 1535 de denominatie van 8 realen (Spa. real de a ocho, Ned. reaal van achten, ca. 27 g, 0,930) ingevoerd - maar nog op naam van Ferdinand en Isabella - die ongeveer overeenkomt met de Duitse daalder. De reaal van achten wordt ook wel peso of Spaanse mat genoemd. In de Nederlanden wordt met reaal steeds Spaans geld in de coupures 1 t/m 8 reaal bedoeld.
Onder Philips II (1555-1598) komt op de vz van de reaal een gedeeld wapen te staan met bovenin de Spaanse kwartieren (na 1580 met Portugal als hartschild) en onderin de Bourgondisch-Nederlandse kwartieren. Op de kz staan dan de kastelen en leeuwen van Castilië en León in een vierpas. Deze beeldenaars blijven in hoofdlijnen onveranderd tot 1774, wanneer Karel III (1759-1788) zijn borstbeeld op de vz laat plaatsen. Eind 16e eeuw komt machinale vervaardiging op gang, het eerst in Segovia (ca. 1580).
De vellón-inflatie (vellón = biljoen) in het midden van de 17e eeuw leidt ertoe, dat er een dubbele koers van de rekeneenheid reaal ontstaat: de zilveren reaal blijft gelijk aan 1 reaal, maar krijgt tenslotte een koers van 2½ vellón-realen. Deze laatste is gebaseerd op het sterk gedevalueerde kopergeld (1 real de vellón = 34 maravedis).
Van 1854 tot 1864 is de reaal de Spaanse munteenheid, verdeeld in 100 céntimos. In 1864 wordt de reaal in Spanje afgeschaft. In de Spaanse koloniën in Amerika begint men onder Karel V (1506-1555) realen (en veelvouden) te slaan, mat en kolomreaal. Na 1773 worden de uiteenlopende typen vervangen door één nieuw type met op de vz het borstbeeld van Karel III en op de kz het gekroonde Spaanse wapen tussen de zuilen van Hercules. In Amerika ondervindt de reaal geen invloed van de vellóninflatie.
De Spaans-Amerikaanse reaal wordt, na het verkrijgen van de onafhankelijkheid van de voormalige Spaanse koloniën Argentinië,Chili, Colombia, Costa-Rica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Verenigde Staten van Midden-Amerika, Peru en Venezuela, aanvankelijk de basismunt, maar is ook daar vroeger of later afgeschaft.
Op verzoek van de Verenigde Amsterdamse Compagnie zijn in 1601 te Dordrecht munten geslagen op het gewicht en gehalte van de Spaanse reaal in denominaties van ¼, ½, 1, 2, 4 en 8 reaal. De Verenigde Zeeuwse Compagnie liet in 1602 te Middelburg rechtstreekse imitaties van de Spaanse 8 reaal slaan, alsmede enkele exemplaren op het gewicht en gehalte van de Spaanse 8 reaal, met in de beeldenaar het wapen van Zeeland.
2. aanvankelijk zilveren, later koperen munt van Portugal (Port. real, mv. reaes of reis), ingevoerd onder Peter I (1357-1367). De Portugese reaal is een navolging van de tourse groot (groot Tournoois), wordt aanvankelijk tornez, maar vervolgens real genoemd en is op zeer sterk wisselende muntvoet geslagen. Onder Johan II (1481-1495) worden er sinds 1489 geen zilveren realen meer geslagen, maar wel veelvouden in zilver, zoals de vintém (= 20 reis), de halve vintém en de cinquinho (= 5 reis).
Onder Johan III (1521-1557) worden er weer realen (en veelvouden van 3 en 10 realen) geslagen. In de loop van de 17e eeuw verdwijnt de reaal uit de circulatie, maar blijft als rekeneenheid bestaan. De waarde van gouden en zilveren munten wordt dan in reis of milreis (Ned. millerees = 1000 reis) daarop aangegeven. Met de munthervorming van 22 mei 1911 zijn de reis en milreis afgeschaft.
De reis en milreis zijn eveneens gebruikt in de Portugese overzeese gebiedsdelen Angola, Azoren, Brazilië, Macau, Madeira, Mozambique, Portugees India en São Tomé en Príncipe, maar ook daar inmiddels afgeschaft.
3. zilveren munt van 8 stuiver (zgn. zilveren reaal, 7,20 g, 0,920) van de Bourgondische Nederlanden van Philips de Schone (1482-1506), behorende tot zijn derde emissie van 1487-1488. Op de vz de Rooms koning ten halven lijve met zwaard en rijksappel en op de kz het monogram van Maximiliaan van Oostenrijk en Philips. De in Brabant, Gelre en Holland geslagen zilveren realen zijn gedateerd 1487, die van Vlaanderen zijn ongedateerd.
4. zilveren munt (zgn. reaal van Spanje of Spaanse reaal, 3,43, 0,934) van Philips de Schone (14821506) en Karel V (1506-1555), geslagen in de Nederlanden in respectievelijk 1505-1506 en 1517. Aartshertog Philips, sinds 1504 koning van Castilië, liet in Brabant (Antwerpen, mt hand) en Vlaanderen (Brugge, mt lelie) hele en halve Spaanse realen slaan om zich van contant geld te voorzien voor zijn reis naar Spanje. Karel V liet in Brabant hele, halve en kwart Spaanse realen slaan, nadat hij op 27 mei 1516 koning van Castilië was geworden. Op de vz van de halve realen (1,72 g, 0,895) onder een kroon de initialen F en I van Philips en zijn vrouw Johanna van Castilië respectievelijk de gekroonde initialen I en K van Johanna van Aragón en Karel. Op de kz van de emissie 1505-1506 staat een kruis van knoestige stokken met in de kwadranten een kasteel, een leeuw, een granaatappel en een vuurstaal, symbolen van Castilië, León, Granada en Bourgondië, op die van 1517 staat daarentegen alleen een vonken afgevend vuurstaal. Op de vz van de kwart reaal (0,86 g, 0,895) staat de gekroonde initiaal van Karel, op de kz de gekroonde initiaal I van Johanna.
5. zilveren munt van 3 stuiver (zgn. zilveren reaal, 3,06 g, 0,934) van de Bourgondische Nederlanden van Karel V (1506-1555), behorende tot zijn tweede emissie die van 1521 nog tot in 1556 na zijn afstand doorloopt. De zilveren realen zijn alle ongedateerd en geslagen in Brabant (Antwerpen en Maastricht), Gelre, Vlaanderen, Holland, Namen (nog niet teruggevonden), Friesland (niet teruggevonden) en Overijssel. Halve, eveneens ongedateerde, zilveren realen (3,12 g, 0,458) zijn geslagen in Brabant (munthuizen te Antwerpen en Maastricht), Gelre, Vlaanderen, Holland, Namen, Friesland en Overijssel.
6. de philipsdaalder werd onder Philips II (1555-1598) in 1557 in de Nederlanden ingevoerd onder de naam "halve zilveren reaal", omdat de waarde (35 stuiver) bij invoering gelijk was aan die van de halve gouden reaal.
7. zilveren munt van 5 stuiver (zgn. zilveren reaal, in 1603, 3,06 g, 0,896) van de Zuidelijke Nederlanden van Albert en Isabella (1598-1621), geslagen in de periode 1603-1612. Op de vz het gekroonde wapen van de aartshertogen dat omhangen is met de versierselen van de Orde van het Gulden Vlies. Op de kz een gebloemd kruis waaraan het kleinood van het Gulden Vlies is bevestigd; daarboven een kroon en ter weerszijden de initialen A en E van de aartshertogen. Alle zilveren realen zijn ongedateerd. Ze zijn geslagen in Brabant (Antwerpen, Maastricht en 's-Hertogenbosch) en in Doornik.
Ook zijn er stukken van drie realen (in 1605: 9,19 g, 0,896) geslagen in de jaren 1605-1610. Op de vz de naar elkaar toe gewende borstbeelden van de aartshertogen en op de kz het wapen van Oostenrijk-Bourgondië dat geplaatst is op een kruis van knoestige stokken; daarboven een kroon, eronder het kleinood van het Gulden Vlies en ter weerszijden, gedeeld, het jaartal. Stukken van 3 realen zijn geslagen in Brabant (Antwerpen), Vlaanderen en Doornik.
Voorts zijn er halve zilveren realen (in 1606 3,48 g, 0,396) geslagen in de periode 1606-1612. Op de vz het wapen, geplaatst op een kruis van knoestige stokken; daarboven een kroon en daaronder het kleinood van het Gulden Vlies; het jaartal staat, gedeeld, meestal ter weerszijden van het wapen. Op de kz een gekroonde vuurstaal waaraan het kleinood van het Gulden Vlies hangt. De halve zilveren realen zijn geslagen in Brabant (Antwerpen), Vlaanderen en Doornik.
Ook zijn er kwart zilveren realen (in 1603 1,74 g, 0,396) geslagen in de periode 1603-1611. Op de vz het wapen, gekroond en omhangen met de versierselen van de Orde van het Gulden Vlies. Op de kz een gekroonde vuurstaal waaraan het kleinood van het Gulden Vlies is bevestigd; ter weerszijden ervan, gedeeld, het jaartal. De kwart zilveren realen zijn geslagen in Brabant (Antwerpen, Maastricht - niet teruggevonden - en 's-Hertogenbosch), Vlaanderen en Doornik.
8. grote zilveren munt van 50 stuiver de zogenaamde leicesterreaal.
9. grote gouden munt van 9 gulden 6 stuiver (grote reaal van Oostenrijk, 14,83 g, 0,992) van de Bourgondische Nederlanden van Philips de Schone (1482-1506), behorende tot zijn derde emissie (1487-1488). De grote realen van Oostenrijk zijn alle gedateerd 1487 en geslagen in Gelre, Vlaanderen en Holland.
10. gouden munt (zgn. gouden reaal, 5,32 g, 0,992) van de Bourgondische Nederlanden van 60 stuiver onder Karel V (1506-1555) en oplopend van 70 tot 100 stuiver onder Philips II (1555-1598). De gouden realen van Karel V (zgn. keizerrealen) behoren tot zijn tweede emissie die van 1521 nog tot in 1556 na zijn afstand doorloopt. Zij zijn alle ongedateerd en geslagen in Brabant, Gelre, Vlaanderen en Holland.
Ook zijn er halve gouden realen (3,50 g, 0,750) geslagen, die behoren tot dezelfde emissieperiode met op de vz het gekroonde wapen van het Heilige Roomse Rijk, geplaatst op een gebloemd kruis, en op de kz het gekroonde OostenrijksBourgondische wapen. Zij zijn alle ongedateerd en geslagen in Brabant (Antwerpen en Maastricht), Gelre (niet teruggevonden), Vlaanderen, Holland en Overijssel.
De gouden realen van Philips II behoren tot zijn eerste emissie 1556-1598. Zij zijn alle ongedateerd en geslagen in Brabant (Antwerpen en Maastricht), Gelre, Vlaanderen, Holland, Doornik en Overijssel (niet teruggevonden). Ook zijn er halve realen (in 1556: 3,50 g, 0,750) geslagen die eveneens tot de eerste emissieperiode behoren. Op de vz het ongekroonde borstbeeld van Philips II naar links of naar rechts gewend. Op de kz het gekroonde Spaans-OostenrijksBourgondische wapen. Zij zijn meestal ongedateerd, soms gedateerd en geslagen in Brabant (Antwerpen, Maastricht, Brussel en 'sHertogenbosch), Gelre, Vlaanderen, Henegouwen, Holland, Namen, Doornik en Overijssel.
11. zilveren munt van Curaçao (1 reaal = 6 stuiver, gewicht ca. 1,5-1,8 g, gehalte 0,893), in 1821 geslagen in de Verenigde Staten. De realen zijn bij Publicatie van 18 september 1821 gangbaar verklaard op Curaçao, Bonaire en Aruba en op 1 januari 1827 buiten omloop gesteld. Reaal was al eerder (zie klop C 3) in Curaçao een gebruikelijke rekeneenheid.
Lit.:
Swakhoven, P, De Curaçaose reaal van 1821, De Beeldenaar (2001) 116-122.
12. sinds de munthervorming van 1994 de nieuwe munteenheid van Brazilië: 1 reaal = 100 centavos. Werd ingevoerd in een poging de hyperinflatie tot staan te brengen en de geldcirculatie te stabiliseren. Het was al de vijfde munthervorming sinds 1986, die alle gepaard gingen met de uitgifte van nieuwe munten en bankbiljetten volgens het 1-2-5-systeem: 1986: 1 cruzado = 1.000 cruzeiros van 1967-1986; 1 cruzado = 100 centavos; 1989: 1 cruzado novo = 10.000 cruzados van 1986-1989; 1 cruzado novo = 100 centavos; naam cruzado novo in 1990 gewijzigd in 1 cruzeiro; 1993: 1 cruzeiro real = 1000 cruzeiros van 1990-1993; 1 cruzeiro real = 100 centavos; 1994: 1 reaal = 2750 cruzeiros reais; 1 real = 100 centavos.
Van de reaal van 1994 is door de Banco Central do Brasil een nieuwe muntenreeks van roestvast staal uitgegeven in de waarden van 1,5, 10, 25 en 50 centavos en 1 reaal en een nieuwe bankbiljettenreeks van 1, 5, 10, 50 en 100 reaal. De overgang naar het l-2½-5-systeem betekende, dat Brazilië voor het eerst in de geschiedenis een munt van 25 eenheden (in dit geval centavos) in circulatie heeft gebracht. Op alle munten en bankbiljetten staat de personificatie van de Republiek Brazilië afgebeeld.
W.