Zwolle
Uit Wiki Munten en papiergeld
Zwolle, voormalige muntplaats aan de IJssel in de gelijknamige Nederlandse gemeente, tevens hoofdplaats van de provincie Overijssel, waar eind 13e eeuw is aangemunt door Zweder II van Voorst als drost van Salland. De naam van de stad komt hierop voor als SVLLEN.
De stad kreeg in 1488 van keizer Frederik III het recht gouden en zilveren munten te slaan en heeft hiervan in eerste instantie tot 1499 gebruikgemaakt, waarbij aanvankelijk muntsoorten werden geslagen volgens met Deventer en Kampen overeengekomen type, doch weldra ook van eigen type: tot 1499 guldens, dubbele en enkele stuivers, plakken en onderdelen daarvan; stedelijke munten. Dan worden de activiteiten aan de stadsmunt tijdelijk gestaakt, o.a. vanwege de sterk afgenomen vraag naar munten.
In 1534 besloten Deventer, Kampen en Zwolle de muntslag te hervatten en een gezamenlijke Munt op te richten; in Zwolle heeft geen muntslag voor de Drie Steden plaatsgevonden. Na de verovering van Deventer door de Spanjaarden in 1587 hernamen de Drie Steden hun afzonderlijke muntslag, dit tot ongenoegen van de Nederlands-Westfaalse Kreits die liever een gezamenlijke muntslag door de Drie Steden zag; Zwolle hervatte de muntslag in 1591, zonder zich overigens veel van de Kreitsvoorschriften aan te trekken.
Ook de Staten-Generaal zagen de stedelijke muntslag liever verdwijnen, omdat de steden zich toen nog niet wilden onderwerpen aan de controle door de Generaalmeesters van de Munt. In 1606 boden de Staten-Generaal de steden 6000 gulden voor het sluiten van hun Munt gedurende een periode van drie jaar, waarmee Zwolle weliswaar akkoord ging, maar zich wel uitdrukkelijk het recht voorbehield haar Munt weer te openen als zij daar voordeel in zag.
De Zwolse muntslag was blijkbaar zo profijtelijk, dat er tot in 1692 vrijwel zonder wezenlijke onderbreking is gemunt, waarbij de stad in de 17e eeuw dikwijls de namen van Matthias I en Ferdinand II nog lang na het overlijden van deze vorsten op de munten plaatste om haar recht op eigen muntslag te onderstrepen.
Er zijn 1591-1692 veel stedelijke munten van soms discutabele kwaliteit op naam van de Duitse keizers geslagen: in goud guldens, diverse typen dukaten: Hongaarse dukaat, Spaanse dukaat en de Nederlandse dukaat (de laatste sinds 1596, met keizersnaam doorlopend tot 1676) en in zilver vooral arend(s)rijksdaalders, florijnen en schellingen.
Daarnaast vond sinds 1644 ook de minder winstgevende productie plaats van generaliteitsmunten: gouden rijders, Nederlandse rijksdaalders, zilveren rijders (ducaton) en zilveren dukaten (dukaat, zilveren). Op deze munten komt de naam van de Duitse keizer niet voor. In 1659 ging Zwolle uiteindelijk akkoord met controle door de Staten-Generaal. Met de landelijke maatregelen tegen de stedelijke munten - in het bijzonder daalders, florijnen en schellingen - was voortzetting van het Zwolse muntbedrijf niet langer lonend en daarom werd het in 1692 gesloten.
Zie voor de overige muntplaatsen in de Nederlanden de lijst muntplaatsen.
Op Zwolse munten vermelde keizers | |
Frederik III | 1439-1493 |
Maximiliaan I | 1493-1519 |
Ferdinand I | 1558-1564 |
Rudolf II | 1576-1612 |
Matthias I | 1612-1619 |
Ferdinand II | 1619-1637 |
Ferdinand III | 1637-1657 |
W.
Lit.:
Kerkwijk, A.O. van, De Munt te Zwolle, JMP (1931) 1-24;
Wiel, A. van der, Duiten van Zwolle, JMP (1937) 87-89;
Wiel, H.J. van der, De stedelijke muntslag van Zwolle, Vriezenveen 1994;
Wis, J.C. van der, Een uiterst zeldzame statenschelling van Zwolle 1682, De Beeldenaar (april 1977) 18-19.