Ducaton
Uit Wiki Munten en papiergeld
ducaton of dukaton, zilveren munt van drie gulden van de Zuidelijke Nederlanden, ingevoerd door de aartshertogen Albert en Isabella in 1618, gewicht 32,48 gram en gehalte 0,944. De zilveren ducaton had bij invoering dezelfde waarde als de gouden halve souverein. De vz bevat een dubbelportret van de beide aartshertogen. De kz bevat het gekroonde aartshertogelijke wapen, geflankeerd door twee leeuwen.
Daaronder, aan twee vuurijzers, de gouden ramsvacht, het juweel van de Orde van het Gulden Vlies. De (halve) ducaton is volgens deze specificaties geslagen tot 1729.
Onder Maria Theresia (1740-1780) werd van 1749-1754 een nieuwe munt geslagen, officieel ducaton de la reine genaamd, gewicht 33,30 gram, gehalte 0,873. Op de vz wederom het gekroonde borstbeeld, maar op de kz nu het wapen op de Bourgondische knoestige stokken.
De waarde was drie gulden wisselgeld = 3,5 gulden courant. Van dit nieuwe type werden ook halve-, kwart- en achtste ducatons geslagen.
De ducaton werd al vrij spoedig een belangrijke internationale handelsmunt die ook veel in de Noordelijke Nederlanden circuleerde. Omdat de muntmeesters in de Republiek hun eigen productie zagen afnemen, terwijl de Zuid-Nederlandse ducatons (en patagons) nog steeds met succes geëxporteerd werden (onder andere uit de Republiek naar Indië), kregen zij in 1659 toestemming van de Staten-Generaal om eveneens deze muntsoorten te slaan.
De Noord-Nederlandse ducatons en patagons kregen wel dezelfde zilverinhoud als hun voorbeelden, maar een andere beeldenaar en een andere naam: de ducaton werd officieel zilveren rijder genoemd en de patagon zilveren dukaat; dukaat, zilveren. In de volksmond (en zelfs in vele officiële stukken) werd de Noord-Nederlandse zilveren rijder gewoonlijk als ducaton aangeduid.