Deventer
Uit Wiki Munten en papiergeld
Deventer, stad aan de IJssel in de provincie Overijssel, ontstaan in de tweede helft van de 8e eeuw als Frankische nederzetting en christelijke missiepost van Lebuïnus (Liafwin, overleden ca. 780) tegenover het land van de Saksen. Tijdens de invallen van de Noormannen was Deventer als wijkplaats tot 918 residentie van bisschop Radboud van Utrecht. In 956 werd het voor het eerst als civitas (stad) aangemerkt en als schakel tussen de Rijn- en Oostzeehandel groeide het uit tot een belangrijke handelsnederzetting waar een keizerlijke tol werd gevestigd. Het stadsrecht van Deventer werd in 1123 formeel door Hendrik V bekrachtigd.
Te Deventer is gemunt door de Duitse koningen (10e en 11e eeuw), de Utrechtse bisschoppen (lle-15e eeuw), het Deventer stadsbestuur 15e-17e eeuw), de Drie Steden (16e eeuw) en de Staten van Overijssel (17e eeuw). Zie voor de overige muntplaatsen in de Nederlanden de lijst muntplaatsen.
1. Koninklijke muntslag Vanaf het einde van de 10e eeuw werden in Deventer denarii (penning) geslagen op naam van de Duitse koningen (Roomse Rijk): Otto III 983-1002 (keizer 996) Hendrik II 1002-1024 (keizer 1014) Koenraad II 1024-1039 (keizer 1027) In de beeldenaar treft men een kruis, een schematisch koningsportret of een zegenende hand Gods (manus dextra) aan. Het omschrift bevat naam en titel van de koning en de plaatsaanduiding DAVANTRIA.
2. Bisschoppelijke muntslag In 1046 werd Deventer, inclusief rechtspraak en recht van tol en munt, door koning Hendrik III aan de bisschop van Utrecht geschonken; (Utrecht, bisdom). Na deze belening werd er incidenteel gemunt door de bisschoppen: Bernold 1027-1054 Koenraad 1076-1099 Andries van Cuyck 1127-1149 Godfried van Rhenen 1156-1178 Diederik van Ahr 1198-1212 Otto van der Lippe 1216-1227 Wilbrand van Oldenburg 1227-1233 Hendrik van Vianen 1249-1267 Jan van Arkel 1342-1364 Jan van Verneburg 1364-1371 Floris van Wevelinghoven 1379-1393 Frederik van Blankenheim 1393-1423 Rudolf van Diepholt 1433-1455 Aanvankelijk werden denarii aangemunt, vanaf Jan van Arkel ook groten (groot) en hun onderdelen en vanaf Jan van Verneburg dubbele groten naar Vlaams voorbeeld. Onder Floris van Wevelinghoven werd vanaf 1386 goud vermunt: gouden schilden (schild, gouden) naar Frans voorbeeld en guldens van het Keulse type. Kort na 1400 verplaatste Frederik van Blankenheim teneinde inmenging van het Deventer stadsbestuur te ontgaan, de bisschoppelijke munt naar kleinere, minder machtige steden als Hasselt (NL) en Rhenen. Zijn opvolgers hebben nog sporadisch in Deventer gemunt.
3. Stedelijke muntslag Aan haar economische bloei ontleende Deventer een politieke macht die ten koste ging van de bisschop van Utrecht. Als gevolg hiervan usurpeerde de stad het bisschoppelijke muntrecht, hetgeen al spoedig een gewoonterecht werd.
Met de aanmaak van de plak en zijn onderdelen in 1458, weldra gevolgd door een witpenning en zijn onderdelen, startte de muntslag, waarvan de revenuen ten goede kwamen aan de stadskas. Deze oudste stadsmunten vertonen meestal zowel het wapen van de stad als van bisschop David, waarom ze vroeger wel ten onrechte als bisschoppelijke munten werden beschouwd. Vanaf 1481 is er sprake van een eigen Deventer type zonder bisschopswapen. Opvallend is dat reeds de oudste stedelijke munten vaak van een jaaraanduiding zijn voorzien.
In de tweede helft van de 15e eeuw bracht de stedelijke overheid via de kerkmeesters braamsen in om- loop. De eerste emissie van deze muntjes werd in 1492 door een tweede uitgifte vervangen.
In 1486 verleende keizer Frederik III aan Deventer formeel het recht tot aanmunting van goudstukken, namelijk de gulden met op kz de rijksappel, de zgn. appelgulden. Op vz werd de stadsheilige Sint Lebuinus afgebeeld, die eerder al op sommige bisschoppelijke denarii had gestaan. Vanaf 1499 komt deze heilige ook voor op de zilveren munten van Deventer.
In de jaren 1479 en 1488 had de stad Deventer een muntovereenkomst met Kampen, Zwolle en Groningen.
In 1534 trad zij toe tot de gezamenlijke muntslag van de Drie Steden. Hierdoor kwam er een einde aan haar stedelijke muntslag.
Nadat zij evenwel in 1587 door de Spanjaarden was veroverd, eindigde voor Deventer de Drie Stedenslag en heropende zij haar stedelijke munt voor aanmaak van stuivers en later schellingen. Dit bleef zo nadat de stad in 1591 door Maurits was heroverd en de beide partners Kampen en Zwolle hervatting van de gemeenschappelijke muntslag weigerden.
Vele muntsoorten werden nadien aangemaakt, totdat de stedelijke munt op verzoek van de Staten-Generaal in 1698 werd gesloten. Reeds eerder had de munt van Deventer stilgestaan in de perioden 1606-1615, 1644-1662 en 1670-1682.
Wel werden nadien nog in 1702, 1707 en 1708 in het Deventer atelier op bestelling van de VOC dubbele stuivers aangemaakt.
Veelal was het gebruikelijk de rijksadelaar en de keizersnaam op de gouden munten en grote zilverstukken van Deventer te plaatsen ten bewijze dat de stad haar muntrecht aan haar positie als rijksstad ontleende. Dit werd nog eens bevestigd door de Reichsmünzordnungen, die te Deventer sinds 1567 werd nageleefd. In de loop der jaren is zodoende door de stad gemunt op naam van de Duitse keizers: Frederik III 1440-1493 Maximiliaan I 1493-1519 KarelV 1519-1556 Rudolf II 1576-1612 Matthias 1612-1619 Ferdinand II 1619-1637 Leopold I 1658-1705 Opmerkelijk is dat de naam van Ferdinand II nog lang na diens dood op de Deventer florijnen voorkomt.
De rijksadelaar en de keizersnaam werden overigens niet gebruikt op munten die uitsluitend op de wetgeving van de Republiek berusten, zoals de zilveren rijder en bij de zilveren dukaat. Als teken van Deventers eigen rechtspositie werd op haar munten de naam van de stad vermeld als LIBERAE CIVITATIS IMPERIALS DAVENTRIAE (van de vrije rijksstad Deventer). Het stadswapen van Deventer is een zwarte (voor de toeschouwer) naar links gewende, enkelkoppige adelaar op een gouden veld.
Vlak voor het beleg van Deventer door Rennenberg in 1578 liet het stadsbestuur ter betaling van de soldaten zilveren vierkante noodmunten aanmaken op gewicht en gehalte van de rijksdaalders. Tijdens het beleg werden ronde koperen noodmunten geslagen die op een later tijdstip tegen zilver konden worden omgewisseld. Ook tijdens het beleg door de bisschop van Munster van 1672 tot 1674 werden in het rampjaar 1672 vierkante zilveren nooddaalders en hun onderdelen aangemaakt. In 1578, 1582-1583, 1693 en ca. 1702 zijn er te Deventer munten geklopt; klop A 3, klop A 4, klop A 5 en klop A 6.
4. Muntslag van de Drie Steden In 1534 trad Deventer toe tot het muntverbond van de Drie Steden dat de beschikking kreeg over één gemeenschappelijk muntatelier.
Van 1534 tot 1583 was dit munthuis te Deventer gevestigd.
5. Muntslag van de Staten van Overijssel Na de afzwering van Philips II trokken de Staten van Overijssel het muntrecht definitief aan zich. Hun munthuis zou beurtelings gevestigd worden te Kampen, Zwolle of Deventer.
Vanaf 1593 tot 1680, het jaar waarin de Overijsselse Munt blijvend in Kampen werd gevestigd, zijn in Deventer provinciale Overijsselse munten aangemaakt.
6. Gemeente Deventer In het begin van de Tweede Wereldoorlog werden te Deventer noodbiljetten (noodgeld) gedrukt met de datum 11 mei 1940. Deze biljetten werden echter niet uitgegeven.
Zie voor de overige plaatsen in de Nederlanden waar papiergeld is uitgegeven de lijst papiergeldplaatsen. G.
Lit.: Berghuijs, H. K, De noodmunten van de Stad Deventer 1578 en 1672, Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsen Regt en Geschiedenis (1954) 125-135; Fortuyn Droogleever, J., De vorstelijke en de stedelijke muntslag te Deventer, Deventer 1982; Gropp, S., De stedelijke muntslag te Deventer en Nijmegen 1528/43-1591, Hilversum 2004.