Statenmunten
Uit Wiki Munten en papiergeld
statenmunten,
1. benaming voor munten die in de jaren 1577-1579 in opdracht van de Staten-Generaal, maar op naam van Philips II zijn geslagen. De reeks bestaat uit een gouden dubbele statengulden (in contemporaine bronnen ten onrechte ook wel als statenkroon aangeduid; (3,02 g, 0,833, uitgiftekoers: 40 st.), een gouden 1 statengulden, in zilver een statendaalder (ingevoerd in 1578; 30,47 g, 0,750, uitgiftekoers: 36 st.), benevens een halve en een kwart statendaalder, alsmede een viervoudige, dubbele, enkele en halve statenstuiver, bovendien in koper een statenoord (¼ st.), statenduit (1/8 st.) en een statenkorte (1/24 st.).
De munten dragen de naam en titels van Philips II, alsmede diens portret en wapen (met weglating van de Spaanse kwartieren); zijn persoonlijk devies is vervangen door een roep om vrede en recht: PACE ET IUSTITIA. De uitgiftekoers was geforceerd hoog. In dat verband is de destijds ongebruikelijke waardeaanduiding op de denominaties vanaf de halve statendaalder (16 st.; desondanks eind 1577 verhoogd tot 18 st.) tot aan de één statenstuiver opvallend. Het verschil tussen nominale en intrinsieke waarde werd, evenals bij de Hollandse leeuwendaalder, onder de naam "reserve" voor de strijd tegen de Spanjaarden bestemd.
De Staten-Generaal, die op 11 februari 1577 tot de aanmunting van de statenmunten besloten, waren bijeengekomen om vrede met prins Willem van Oranje, de Staten van Holland en hun bondgenoten te sluiten; Pacificatie van Gent. Statenmunten zijn in de meeste gewesten geslagen, maar niet in de beide noordelijke gewesten (waar nog geen munthuizen waren) en in de onder Spaans gezag staande gebieden Luxemburg en Namen; evenmin in Holland (Holland, gewest) dat koos voor voortzetting van de aanmunting van leeuwendaalders.
De vervaardiging van de statenmunten vond plaats in reeds bestaande, door de gewestelijke Staten overgenomen of (her)opgerichte munthuizen, zoals in Hasselt (Overijssel), Bergen (Mons), Henegouwen) en Doornik. De Staten-Generaal schaften bij besluit van 19 december 1579 de "reserve" af. De Staten van Holland namen een gelijkluidend besluit op 1 januari 1580. Genoemde besluiten zouden op 8 januari 1580 van kracht worden, maar Utrecht, gewest en Gelderland, gewest kondigden het eerst op 26 april 1580 af. Met het van kracht worden ervan kwam een eind aan de aanmunting van de statenmunten (en eveneens van de leeuwendaalders en Uniemunten).
Lit.:
Gelder, H.E. van, De zgn. uniemunten van 1579, JMP (1983) 15-30.
2. eigentijdse benaming voor bij besluit van de Staten van Holland, gewest van 27 april 1679 in 1681 ingevoerde munten van 3 gulden (31,84 g, 0,920) en de onderdelen 2 gulden, 1 gulden en ½ gulden.
Hiermee werden voor het eerst sinds Karel V in de Noordelijke Nederlanden munten geïntroduceerd die overeenkwamen met de rekeneenheid van 20 stuiver (of veelvouden of onderdelen daarvan), gulden. De munten zijn door Holland eigenmachtig ingevoerd, nadat in de Staten-Generaal geen overeenstemming over de invoering mogelijk was gebleken. De gewesten Utrecht, Overijssel en Gelderland hebben zich evenwel kort daarna aan het Hollandse besluit geconformeerd, later gevolgd door West-Friesland, Zeeland en de rijkssteden, uitgezonderd de stad Groningen.
Er is een getekend ontwerp met een Hollandse leeuw als hoofdelement van vóór het besluit van 1679 bekend, waarop de aanduiding STATEN DRIEGULDE HOLLANDT voorkomt. De uiteindelijke beeldenaar (vz: provinciewapen, kz: staande Minerva) heeft model gestaan voor de latere generaliteitsmunten die op grond van de ordonnantie van de Staten-Generaal van 17 maart 1694 volgens dezelfde specificatie zijn geslagen; de statenmunten voeren echter uiteraard het provincie- (of stads-)wapen in plaats van het generaliteitswapen.
J.S.
Lit.:
Gelder, H.E. van, Munthervorming tijdens de Republiek 1659-1694, Amsterdam 1949, blz. 77-93.