Handelingen

Java

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door MyWikiAdminEnc (overleg | bijdragen) op 26 jan 2017 om 23:05 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Java, belangrijkste eiland van de Indonesische archipel. In de eerste eeuw na Chr. kwamen Hindoes, voornamelijk wegens de handel, naar Java en ontstonden er Hindoerijkjes.

Het rijk Mataram op Midden- en Oost-Java trachtte in 991 zonder duurzaam succes het grote Sumatraanse rijk van Srivijaya te onderwerpen. In 1049 werd Mata- ram gesplitst, maar in 1222 ontstond onder de dynastie Rajasa opnieuw een eenheidsstaat. Nadat deze dynastie in 1292 was uitgestorven, stichtte Wijaya het rijk Majapahit, dat zijn grootste bloei bereikte onder koning Hajam Wuruk (1350-1389), wiens gezag zich over bijna de gehele Indische Archipel uitstrekte. Na zijn dood trad er een snel verval in en begon de verbreiding van de Islam. Eind 15e eeuw waren de meeste kuststeden Islamitisch;

begin 16e eeuw kreeg de Islam geheel de overhand op Java.

De vroegste muntslag op Java wordt toegeschreven aan de Oost- Javaanse Hindoe dynastie van Djenggala (896-1158) en bestaat uit gouden munten van 6, 12 en 24 krishnala. Door de Hindoe dynastie van Majapahit (1293-1520) zijn zilveren krishnalas, ook wel djampels genaamd, van ca. 2,3 gram met een bloempatroon op de vz en een Nagari letter M op de kz geslagen alsmede soortgelijke munten in brons.

In de 16e-17e eeuw zijn door het sultanaat Bantam koperen cash alsmede tinnen pitjis pitje vervaardigd. Soortgelijke pitjis werden ook vervaardigd door het aangrenzende sultanaat van Cheribon. De bronzen stukken uit de 17e-19e eeuw, met Hindoeïstische en soms ook Islamitische motieven, die aan de sultanaten Mataram alsmede Yogjakarta en Surakarta (Solo) zijn toegeschreven, worden als religieuze tokens of amuletten beschouwd.

In 1596 arriveerde Cornelis de Houtman met de eerste vloot vanuit de Republiek te Bantam, dat samen met Mataram bij het begin van de 17e eeuw de belangrijkste staat op het eiland was. Naast de loge (factorij of handelsnederzetting) in Bantam kreeg de VOC in 1609 ook toestemming voor het stichten van een loge te Djajakerta (verbasterd tot Jacatra).

Jan Pietersz. Coen liet de loge te Jacatra versterken en in 1619 besloot de bevelhebber Van Raay het fort een naam te geven: Batavia, welke naam door de Heren XVII in 1621 officieel werd bevestigd.

Tot 1682 toen Bantam door de Nederlanders werd bezet, bezaten de Engelsen er ook een loge te Bantam. In de 18e eeuw breidden de Nederlanders hun gezag verder uit over de gehele noordkust. In 1755 bewerkstelligde de VOC de splitsing van Mataram in de rijken Surakarta en Yogjakarta.

Door het optreden van gouverneurgeneraal Daendels (1808-1811), kreeg zijn opvolger weinig inheemse steun toen de Engelsen Java aanvielen en veroverden (1811). In 1816 werd Java door de Britten weer aan de Nederlanders overgedragen.

Op 5 maart 1942 werd Batavia door de Japanners bezet. Na de Japanse capitulatie werd hier op 17 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijkheid uitgeroepen. In 1946 kwam Java weer in Nederlandse handen tot de soevereiniteitsoverdracht aan de Republiek Indonesië op 27 december 1949.

Aanvankelijk is door de VOC op Java slechts incidenteel gemunt. Te Batavia werden in 1644-1645 zilveren kronen en koperen stuivers met onderdelen vervaardigd. In de muntcirculatie werd echter hoofdzakelijk voorzien door import van gemunt geld vanuit Nederland, doch ook vanuit o.a. het Midden- Oosten, Perzië ( Iran ), India en Japan. Nadat in 1743 de soesoehoenan van Mataram het muntrecht aan de VOC afgestaan had, is regelmatig van 1744 af te Batavia gemunt.

Geslagen werd de gouden Javase dukaat, de gouden en zilveren Javase ropij en koperen duiten. De meeste van deze munten dragen het woord Java in de opschriften.

In 1796 kwamen de bezittingen van de VOC aan de Bataafse Republiek.

De muntslag te Batavia werd voortgezet deels met nieuwe soorten o.a. de van 1796 af uitgegeven koperen bonken. In 1807 werd de munt verplaatst naar Surabaja. In 1811 werd Java door de Engelsen bezet;

deels werden oude typen gehandhaafd, maar er zijn ook tinnen duiten met EIC (East India company) geslagen. In 1815 zijn de bonken door de Engelsen ingetrokken, doch onder het Nederlandse bewind in 1818/19 te Surabaja opnieuw kortstondig aangemunt en uiteindelijk in 1826 geheel uit de omloop genomen.

In 1783 zijn onder het gezag van de VOC op Java kredietbrieven ( kredietbrief ) uitgegeven in rijksdaalders.

Soortgelijke papiergeldemissies werden onder het bewind van de Bataafse republiek ongelimiteerd voortgezet die, ten tijde van het Britse bestuur, tot 85% in waarde waren verminderd. Ze werden door de Engelsen buiten omloop gesteld en vervangen door nieuwe papiergeldemissies met de waardeaanduiding in Javase ropijen van 30 stuiver.

Voor de aanmuntingen op Java na het herstel van het Nederlands gezag in 1816 Nederlandsch-Indië.

L.

Lit.:

Scholten, C, De munten van de Nederlandsche gebiedsdeelen overzee 1601-1948, Amsterdam 1951;

Millies, H.C., Recherches sur les monnaies des Indigenes de l'archipel Indien et de la péninsule Malaie, Den Haag 1871.



  • Java brits bestuur.jpg
  • Java derham djawi 1744.jpg
  • Java krishnala.jpg
  • Java plantagemunt gaatjesmunt 1892 111.jpg
  • Karimabad VOC middelburg baar.jpg