Handelingen

Surabaja

Uit Wiki Munten en papiergeld

Surabaja, plaats op de oostkust van het eiland Java. In 1805 werd het aanbod van luitenant-ingenieur F. Loriaux geaccepteerd om te Surabaja duiten te laten slaan. Tot november 1808 was de Munt te Surabaja een particuliere onderneming van Loriaux, waarna muntmeester Zwekkert en zijn adjudant Van Leeuwen met de aanmunting van duiten te Surabaja werden belast.

In oktober 1811 werd Surabaja door de Engelsen bezet. In het daarop volgende jaar werden er stuivers, ½ stuivers en duiten met het handelsmerk van de Engelse Compagnie (East India Company) vervaardigd uit kanonnenbrons vermengd met koper. De duitenmunt werd in augustus 1815 gesloten en in november 1817 weer heropend. Vanaf 1813 werden door de Engelsen ½ gouden, ½ zilveren en hele Javase ropijen geslagen.

In 1818/19 werden hier bonken geslagen van 2, 1 en ½ stuiver, die tot 1826 in omloop zijn gebleven. Van 1819 tot en met 1826 werden grote hoeveelheden ½ stuivers, duiten (¼ stuiver) en ½ duiten met het opschrift INDLE BATAV: geslagen. In 1833 tot en met 1841 was de duitenmunt opnieuw actief met de vervaardiging van 1 en 2 centstukken met het opschrift NEDERL INDIE en het jaartal.

Van 1840-43 werden te Surabaja evenals te Batavia, waar in 1839 een hulpmunt werd opgericht, dubbele en enkele duiten met het wapen van de stad Utrecht op de vz en VOC-monogram met het jaartal 1790 op de kz geslagen. Dit type is praktisch gelijk aan de duiten die in 1827 te Utrecht geslagen zijn, doch in plaats van een ster tussen twee punten staat nu alleen een ster boven het VOC-monogram. Halve duiten zijn niet aangemunt en de enkele bekende exemplaren zullen als proef geslagen zijn. De munt te Surabaja werd eind 1843 definitief gesloten.

L.



  • Surabaja halve st 1810.jpg
  • Surabaja halve stuiver 1819.jpg
  • Surabaja probolingo papier 300 rijksd 1810.jpg