Handelingen

Denemarken

Uit Wiki Munten en papiergeld

Denemarken, koninkrijk in Noordwest- Europa, waartoe ook de Faröer en Groenland behoren. In de vroege Middeleeuwen werd het bewoond door kleine gemeenschappen onder lokale heersers. Tussen de 5e en de 7e eeuw trok een aantal Germaanse volken, later aangeduid als Angelsaksen, uit Denemarken en het aangrenzende Duitse gebied weg om zich in Engeland te vestigen.

Vanaf het einde van de 8e eeuw tot in de 11e eeuw zwermden opnieuw grote groepen mensen uit over Europa. Ze werden nu Vikingen of Noormannen genoemd.

Ook daarna maakten expansiedrift alsmede een uiterst strategische ligging aan de ingang van de Oostzee, dat de Deense koningen in talloze oorlogen met de buurlanden verwikkeld zijn geweest en dat de grenzen van Denemarken dikwijls veranderden. Als gevolg van een oorlog met de Duitse Hanze (1361-1370) verzekerde deze laatste zich van een grote invloed op het binnenlandse bestuur door de verovering van Kopenhagen en de daaropvolgende vrede van Stralsund (1370). Aan het einde van de 14e eeuw ontstond er een personele unie tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden, waarbij het gemeenschappelijke bestuur zich hoofdzakelijk beperkte tot een vooral tegen de Hanze gerichte politiek.

In 1520 vond een definitieve breuk met Zweden plaats. In het begin van de 16e eeuw verdween de invloed van de Hanze en nam die van de Nederlandse kooplieden toe. Door de betrokkenheid van keizer Karel V kon de Nederlandse scheepvaart zijn eerder verkregen vrije doorvaart door de Sont behouden.

Na 1544 beheersten Nederlandse kooplieden gedurende bijna een eeuw de Deense economie.

Na het midden van de 17e eeuw nam de invloed van Denemarken in Noordwest-Europa snel af. Door de Deense trouw aan Napoleon verviel Noorwegen in 1814 aan Zweden. Na de Tweede Duits- Deense Oorlog van 1864 moest Denemarken Sleeswijk-Holstein afstaan.

Het kreeg zijn huidige grenzen pas in 1920.

De datering van de oudste Deense munten is onzeker. Er zijn in Denemarken sceatta's uit de 8e eeuw gevonden, maar het is niet zeker of die daar ook zijn geslagen. Vast staat wel, dat er rond 800 imitaties van door Karel de Grote (768-814) te Dorestad vervaardigde penningen geslagen zijn.

Rond het jaar 1000 werd het muntwezen op Engeland afgestemd. Dit werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de Deense overheersing in Engeland en de grote schattingen, het Danegeld, die in de vorm van Engelse munten naar Denemarken stroomden. In totaal gingen er tientallen miljoenen Engelse penningen naar Denemarken. Er zijn meer van deze munten bij muntvondsten in Denemarken dan in Engeland zelf tevoorschijn gekomen.

Na het verlies van Engeland in de eerste helft van de 11e eeuw verslechterde het muntwezen sterk.

Een opleving kwam na 1392 toen Denemarken de standaard van de Wendische Muntunie van de Noordduitse Hanzesteden tot voorbeeld voor de eigen muntslag nam.

In de 16e eeuw vond er wederom een sterke verzwakking van de muntvoet plaats. Alleen al tijdens de regering van Christiaan IV (1588-1648) werden meer dan honderdvijftig verschillende munttypen in omloop gebracht.

Een stabilisering kwam in 1618 met de invoering van de daler of rigsdaler van zes mark ( = 96 skilling) en de krone van vier mark. De krone verkreeg door zijn stabiliteit een grote reputatie en werd door omringende landen nagevolgd.

Dit systeem bleef tot het staatsbankroet in 1813 van kracht.

Hierna werd een dubbele standaard ingevoerd met de Frederik d'or en Christian d'or als gouden en de rigsbankdaler en rigsdaler als zilveren standaardmunten.

In 1873 werd tegelijkertijd met de overgang naar het decimale stelsel (1 krone = 100 øre) een enkele gouden standaard ingevoerd. De standaardmunten waren de gouden 20- en 10-kronestukken. In datzelfde jaar ontstond de Scandinavische Muntconventie met Zweden, waarbij Noorwegen zich in 1875 aansloot.

Volgens deze conventie zouden de landen dezelfde muntvoet hanteren. Alleen de beeldenaars van de munten verschilden. Na de Eerste Wereldoorlog werd de Scandinavische Muntconventie verlaten en in 1931 liet Denemarken, na de val van het Engelse pond, de gouden standaard vallen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna tot 1972 zijn er tijdelijk munten van aluminium en zink geslagen.

De Deense koning Christiaan V gaf in 1695 toestemming om in Noorwegen bankbiljetten uit te geven.

In 1713 verschenen de eerste Deense biljetten. De biljetten worden sinds 1818 uitgegeven door Nationalbanken i Kjobenhavn. In 1936 veranderde de naam van deze instelling in Danmarks Nationalbank.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog zijn er in het grensgebied met Duitsland noodbiljetten (noodgeld) uitgegeven met teksten ter gelegenheid van het plebisciet in 1920 betreffende de grenswijziging.

In de Tweede Wereldoorlog is er ook postzegelgeld uitgegeven. Zie ook: India, Europeanen. Koningen sinds 1808: FrederikVI 1808-1839 Christiaan VIII 1839-1848 FrederikVII 1848-1863 Christiaan IX 1863-1906 Frederik VIII 1906-1912 Christiaan X 1912-1947 Federik IX 1947-1972 Margaretha 1972- W.

Lit.: Sieg, F., Seddelkatalog Slesvig, Plebiscit Zone I og II, Ulbjerg 1970 (speciaal over plebiscietgeld).


  • Denemarken.jpg
  • Denemarken2.jpg
  • Denemarken 10 kr 1900.jpg
  • Denemarken 10 ore 1919.jpg
  • Denemarken biljet.jpg
  • Denemarken rigsbankdaler 1838.jpg