Handelingen

Frankrijk

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door (gebruikersnaam verwijderd) op 15 jan 2017 om 22:57
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Frankrijk,

1. Tot de Franse Revolutie van 1789. De Franse koningen als opvolgers van de Karolingers (Karolingische muntslag) sloegen aanvankelijk, net als andere lokale heren, in hun diverse domeinen penningen van uiteenlopend gewicht en gehalte, waarvan in de 12e eeuw de denier parisis, de penning uit het koninklijk munthuis te Parijs, steeds meer ook in andere koninklijke domeinen geslagen werd.

Vooral onder Philips II Augustus (1180-1223) werden steeds meer feodale gebieden onder de kroon gebracht en werd Frankrijk een centraal geregeerde staat. Na de verovering van Normandië en Touraine in 1204, nam Philips II ook het munthuis te Tours in bezit en werd de denier tournois, oorspronkelijk de penning van de abdij van Tours die in de 12e eeuw ruim verbreid was in het westen van het land, het belangrijkste koninklijk munttype ter waarde van 4 / 5 denier parisis. In 1266 voerde Lodewijk IX (1226-1270) als eerste Westeuropese vorst, naar Italiaans voorbeeld, een grote zilveren munt in: de gros van twaalf deniers tournois (groot).

De tegelijk ingevoerde gouden écu van 120 deniers of een halve livre (= pond) tournois, werd geen succes, maar de groot werd al spoedig door veel vorsten nagevolgd, waardoor de groot in het begin van de 14e eeuw de standaardmunt van West-Europa werd. Goudaanmuntingen werden pas van belang onder Philips IV (1285-1314), die overigens in zijn tijd de bijnaam "Ie roi faux monnayeur" (de valse munter-koning) had, vanwege de herhaaldelijke verlaging van de muntvoet. De petit royal van 1290 met dezelfde waarde en afmetingen als de Florentijnse gulden, werd in 1296 vervangen door de succesvolle masse d'or van twee Florentijnse gulden; fiorino.

Er ontstond een indeling in drie muntsoorten: goudstukken die over het algemeen groter waren dan de Florentijnse gulden en die vooral onder Philips VI (1328-1350) in vele soorten zijn geslagen, zilveren groten van hoog gehalte en zilveren munten van laag gehalte (monnaie noire), waarvan de dubbele en enkele deniers de belangrijkste waren (double parisis en double tournois). Van de goudstukken waren voor de Nederlanden vooral het schild en De mottoen van belang. In Holland werd het gouden schild zelfs, nog lang na de beëindiging van de productie in Frankrijk, in grote hoeveelheden aangemunt. In 1360 voerde Jan II (1350-1364) de gouden frank (franc) in en werd naast de gros, de blanc ingevoerd van tien deniers. Het aantal koninklijke munthuizen was rond 1360 opgelopen tot 24.

In de loop van de 14e eeuw verdrong de koninklijke muntslag in vrijwel het gehele toenmalige Frankrijk de eigen munten van kleinere heren (feodale munten). Slechts enkele, zoals die van de koning van Engeland in Guyenne en de hertog van Bretagne, konden zich handhaven. Wel was er een omvangrijke muntslag in de periode 1421-1453 op naam van de Engelse koningen in hun kwaliteit van koning van Frankrijk in het door de Engelsen bezette deel van het land, waarvan de gouden saluut de belangrijkste vertegenwoordiger was. Na de kroning van Karel VII (1422-1461) te Reims in 1429, nam de koninklijke muntslag weer in belang toe en kon deze na de vredesovereenkomst met de Bourgondische hertog Philips de Goede (Bourgondische huis) in 1435 gestabiliseerd worden.

De belangrijkste gouden munt werd nu de écu a la couronne, de kroon. Het zilvergeld en de munten van biljoen (monnaie noire) werden niet ingrijpend veranderd. Onder Lodewijk XI (1461-1483) kwam er definitief rust in het muntwezen. De gouden kroon werd vervangen door de zonnekroon, die zich tot een van de meest gewaardeerde Europese goudstukken ontwikkelde en die ook in de Nederlanden werd nagevolgd. Nieuwe ontwikkelingen kwamen pas in het begin van de 16e eeuw, toen Lodewijk XII (1498-1515), in navolging van de munten die hij kortstondig in Milaan liet slaan, ook in Frankrijk in 1514 de zware zilveren teston van ruim negen gram invoerde. In de 16e eeuw begon Frankrijk zich te ontwikkelen tot een absolute monarchie. Door de algemene opleving van de economie en de groeiende instroom van edelmetaal (onder andere via Spanje), kon het Franse muntstelsel wezenlijk veranderd worden.

In 1577 werd de écu d'or van 60 sols tournois of 3 livres de gouden standaardmunt. De teston was al in 1575 vervangen door de zilveren frank van 1 livre en zijn onderdelen. Hierop bleef het portret van de vorst gehandhaafd, een gewoonte die met de teston ingevoerd werd. De gouden munten hielden nog hun middeleeuwse uiterlijk: het gekroonde wapen op de vz en een kruis op de kz. Ook experimenteerde men voor de frank met machinale muntslag en verschenen er exemplaren met een randschrift. Eveneens in 1577 werd het kleingeld geheel in koper uitgevoerd. Tijdens de periode van burgeroorlog tussen de hugenoten en de katholieken, georganiseerd in de Ligue, trad ca. 1589-1594 tijdelijk een versnippering van de muntslag in.

De rust werd hersteld onder Hendrik IV (1589-1610) die bovendien het centrale gezag vergrootte. Naast de onderdelen van de zilveren frank werden er ook onderdelen van een zilveren écu ingevoerd (quart d'écu). In 1640 en 1641 werd de muntslag gemoderniseerd. De oudere zilverstukken werden vervangen door een zilveren écu van 3 livres met onderdelen en er werd een gouden Louis van 10 livres ingevoerd, die na enige tijd de gouden écu verdrong. De nieuwe typen dragen het portret van de koning. Tegelijkertijd werd de machinale muntvervaardiging algemeen ingevoerd. In grote lijnen bleef dit systeem bestaan tot aan de Franse Revolutie van 1789, alleen liep de koers van het grote geld op door de réformations onder Lodewijk XIV (1643-1715) en de experimenten van John Law met de papiergeldemissie van de Banque Royale in 1718-1720. Hierdoor kwam de koers van de zilveren écu in 1729 op 6 livres en de louis op 24 livres.

koningen

Hugo Capet 987- 996

Robert II 996-1031

Hendrik I 1031-1060

Philips I 1060-1108

Lodewijk VI 1108-1137

Lodewijk VII 1137-1180

Philips II Augustus 1180-1223

Lodewijk VIII 1223-1226

Lodewijk IX de Heilige 1226-1270

Philips III1270-1285

Philips IV de Schone 1285-1314

Lodewijk X 1314-1316

Jan I 1316

Philips V 1316-1322

Karel IV 1322-1328

Philips VI 1328-1350

Jan II de Goede 1350-1364

Karel V de Wijze 1364-1380

Karel VI 1380-1422

Karel VII 1422-1461

Lodewijk XI 1461-1483

Karel VIII 1483-1498

Lodewijk XII 1498-1515

Frans I 1515-1547

Hendrik II 1547-1559

Frans II 1559-1560

Karel IX 1560-1574

Hendrik III 1574-1589

Hendrik IV 1589-1610

Lodewijk XIII 1610-1643

Lodewijk XIV 1643-1715

Lodewijk XV 1715-1774

Lodewijk XVI 1774-1792

2. Frankrijk vanaf 1789. De revolutie bracht vele veranderingen en grote onzekerheid. De muntateliers kwamen onder de Conventie en werden niet meer verpacht. Er werden assignaten (assignaat) uitgegeven. Dit gebeurde al gauw in zulke hoeveelheden, dat het vertrouwen in deze biljetten verdween. Het gevolg hiervan was, dat men zoveel mogelijk met assignaten betaalde, waardoor de munten uit de circulatie verdwenen.

Toen in februari 1797 de geforceerde koers van de assignaten werd vrijgelaten, bleken zij nog slechts 0,034% van hun nominale waarde te hebben. In 1795 voerde de Conventie als nieuwe munteenheid de franc in, onderverdeeld volgens het decimale stelsel. In 1803 volgt een wet voor het muntstelsel met de franc als basis: de dubbele standaard bleef gehandhaafd evenals de onderverdeling van de franc volgens het tientallig stelsel. Deze wet is nagenoeg ongewijzigd gebleven tot de Eerste Wereldoorlog. Sedert het begin van de revolutie werd het Latijn in de opschriften vervangen door het Frans. Ook werd sedertdien, op een enkele uitzondering na, op alle munten de waarde vermeld.

Onder Napoleon kwam er weer vertrouwen in het geld, de oude gouden en zilveren munten kwamen te voorschijn. Door de veroveringen werd tijdelijk ook in Italië en Utrecht gemunt. In 1799 begonnen particuliere banken, zoals de Caisse de Comptes Courants met het uitgeven van papiergeld, maar in 1803 kreeg de in 1800 opgerichte Banque de France het alleenrecht om in Parijs bankbiljetten in omloop te brengen, waardoor andere banken alleen buiten Parijs actief konden zijn. Aan deze situatie kwam een einde in 1848 toen de regionale banken verenigd werden met de Banque de France en deze als enige overbleef. Ook de Banque de Savoie ging in 1865 op in de Banque de France, na de vereniging van Savoye met Frankrijk in 1860. Onder Lodewijk Philips (1830-1848) werd in 1845 in Parijs door Thonnelier ter vervanging van de balancier (schroefpers) een muntpers geïnstalleerd, die gebaseerd was op de principes van Uhlhorn.

De aandrijving gebeurde voor het eerst met stoomkracht. Door de vorming van een spoorwegnet verbeterde het vervoer dusdanig, dat het aantal munthuizen in 1857 kon worden teruggebracht tot twee. Toen in 1878 Bordeaux ook gesloten werd, bleef alleen Parijs als muntplaats over. In 1865 sloten Frankrijk, België, Italië en Zwitserland een overeenkomst die bekend staat als de Latijnse Muntunie. Later sloot ook Griekenland zich hierbij aan. Men besloot tot monetaire uniformiteit van de lidstaten met de Franse franc als basis. De dubbele standaard werd aangehouden zij het, door veranderde metaalprijzen, met moeite. In 1867 ging men over op de gouden standaard; men liet de deelnemers echter vrij de dubbele standaard te handhaven. In 1927 werd de muntunie officieel opgeheven.

Na de Eerste Wereldoorlog leidde de inflatie tot vervanging van zilveren en gouden munten door munten met geringe intrinsieke waarde. In 1973 werd als laatste de zilveren 10 francs vervangen door een munt van koper-nikkel-zink. In 1960 werd een nieuwe franc ingevoerd met een waarde van 100 oude francs. Sedert circa 1960 worden veel piedforts en proefstukken geslagen voor verkoop aan verzamelaars; verzamelaarsmunten.

Er bestaat een sterke neiging historische beeldenaars opnieuw te gebruiken. Zo is het ontwerp van Dupré met Hercules uit het vierde jaar van de eerste republiek ook gebruikt tijdens de tweede, derde en vijfde republiek en werd de "Semeuse" van Roty uit 1898 tot de invoering van de euro gebruikt op de munten van ½, 1, 2 en 5 frank. Noodbiljetten zijn uitgegeven tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871), de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en in beperkte mate tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).

Zie ook: India, Europeanen.

koningen/keizers

Napoleon I 1804-1814

Lodewijk XVIlI 1814-1824

KarelX 1824-1830

Lodewijk Philips 1830-1848

Napoleon III 1852-1870

Lit.: Ciani, L., Les monnaies royales françaises de Hugues Capet d Louis XVI, Parijs 1926; Dieudonné, A., Catalogue des monnaies françaises de la Bibliothèque nationale, Parijs 1923-1932 (gaat tot Lodewijk XII); Duplessy, J., Les monnaies françaises royales, Parijs/Maastricht 1988-1989 (modernisering van het werk van Lafaurie en Ciani, Lafaurie, J., Les monnaies des rois de France, Hugues Capet d Louis XII, Parijs 1951; idem, Les assignats et les papiersmonnaies émis par l'état du XVIII siècle, Parijs 1981; Lafaurie, J., et P. Prieur, Les monnaies des rois de France, Frangois Ier a Henri IV, Parijs 1956; Mazard, J., Histoire monetaire et numismatique contemporaine 1790-1967, Parijs 1965-1968; Muszynki, M., Les billets de la Banque de France, Villiers 1975. Frankrijk. Philips IV, masse d'or, geslagen 1296, goud.


  • Frankrijk 044 tourse groot.jpg
  • Frankrijk, Napoleon I (1804 - 1815), 5 francs 1813 geslagen te Utrecht, zilver.
  • Frankrijk, Napoleon I (1804 - 1815), 10 centimes 1809, zilver.
  • Frankrijk 1 centime 1962.jpg
  • Frankrijk 1 centime jaar 6 of 1797.jpg
  • Frankrijk 2 francs 1931.jpg
  • Frankrijk, 2 francs, 1944, messing. Allied Occupation Issue.
  • Frankrijk, 2 francs, 1979, nikkel, achthoekige veldbegrenzing.
  • Frankrijk 2 francs jaar 12 1804.jpg
  • Frankrijk 5 fr 1798 99.jpg
  • Frankrijk, Napoleon (1804 - 1814), 5 francs, 1807, zilver, geslagen te Bayonne (letter: L).
  • Frankrijk 6 livres 1793.jpg
  • Frankrijk assignaat 25 livres 1791.jpg
  • Frankrijk, Banque Royale, bankbiljet van 1000 livres tournois, 15,6 x 10,5 cm.
  • Frankrijk, bankbiljet van 100 francs, 21 september 1939, 17,9 x 9,3 cm.
  • Frankrijk centime an 6 1796 97.jpg
  • Frankrijk, décime, l'an 4 (1795), koper.
  • Frankrijk denier tournois.jpg
  • Frankrijk double parisis.jpg
  • Frankrijk double tournois.jpg
  • Frankrijk douzain 1558.jpg
  • Frankrijk ecu 6 livres 1712.jpg
  • Frankrijk ecu a la couronne 1411.jpg
  • Frankrijk ecu or.jpg
  • Frankrijk franc 10000 assignaat 090.jpg
  • Frankrijk franc 1965.jpg
  • Frankrijk franc a cheval.jpg
  • Frankrijk franc a pied.jpg
  • Frankrijk frank zilver.jpg
  • Frankrijk halve sol 1770.jpg
  • Frankrijk kroon doornik.jpg
  • Frankrijk, bankbiljet van de Banque Royale uil 1720. De bank belooft op zicht aan toonder honderd livre in zilverstukken uit te betalen, DNB.
  • Frankrijk louis d or lod XIII 1640.jpg
  • Frankrijk masse dor.jpg
  • Frankrijk muntgewicht patagon 1622.jpg
  • Frankrijk napoleon III 5 fr 1870.jpg
  • Frankrijk, Hendrik II (1547-1559), teston, 1555, zilver, met de hamer geslagen.
  • Frankrijk, Hendrik II (1547-1559), teston, 1553, zilver, machinaal geslagen.