Handelingen

Schilling

Uit Wiki Munten en papiergeld

schilling, Duits voor schelling,

1. in Beieren de benaming voor een van de traditionele indeling van het pond afwijkende rekenmunt: 1 Beierse (lang)schilling = 30 pfennige; 1 pond = 8 (lang)schillinge = 240 penningen;

2. andere benaming voor de groschen (= 12 pfenninge), die als lokale eenheid in diverse Duitse gebieden lang in gebruik is geweest, o.a. in Zwaben, Frankenland en Westfalen tot in de 18e eeuw en in de Hanzesteden en Mecklenburg tot 1870. In het Rijnland sprak men van albus;

3. Pools-Baltisch-Pruisische schilling of solidus; was aanvankelijk van zilver (1526: gewicht 1,24 g, gehalte 0,230), maar sinds het midden van de 17e eeuw nog slechts een koperen pasmuntje: 1 solidus = 1/3 grossus of grosz, 180 groszy = 6 zlotych = 1 talar of reichstaler. Werd eind 18e eeuw voor het laatst geslagen en verdween weldra uit de circulatie;

4. van 1924-2001 de munteenheid van Oostenrijk: 1 schilling = 100 groschen. Van 1925-1932 waren er zilveren schillinge (1925-1926 ook halve); in de jaren 1934-1935 werden de schillinge van koper-nikkel gemaakt, van 1946-1957 van aluminium en sinds 1959 van aluminiumbrons.

W.



  • Schilling oostenrijk 100 schilling 1960.jpg
  • Schilling oostenrijk 20 schilling 1983.jpg
  • Schilling oostenrijk 50 schilling 1965.jpg