Handelingen

Rijksdaalder

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door MyWikiAdminEnc (overleg | bijdragen) op 15 jan 2017 om 23:16 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

rijksdaalder, Nederlandse vertaling van reichstaler, het door de Duitse rijkswet van 1566 (Reichsmünzordnungen) voorgeschreven grote zilverstuk. Spoedig werd ook in de Nederlanden volgens deze regeling gemunt, zowel in de koninklijke munthuizen (Bourgondische rijksdaalder) als door een aantal vorsten en steden en na 1581 door verschillende gewesten (arendsrijksdaalder en gehelmde rijksdaalder). In 1586 voerde de eerste algemene muntwet voor de zojuist onafhankelijk geworden Republiek een rijksdaalder in van het in 1566 voorgeschreven gewicht en gehalte, en wel, zoals uitdrukkelijk gesteld werd, met het oog op de handel met Duitsland. Dit was de zgn. leicesterrijksdaalder met de wapens van zes, later zeven provincies.

De volgende muntwet van 1606 handhaafde deze munt met een gewijzigde beeldenaar (wapen van de Staten-Generaal op de vz en een gelauwerd borstbeeld met zwaard en provinciewapen op de kz) en een licht veranderde specificatie (29,03 g, 0,885), nu officieel Nederlandse rijksdaalder genoemd. De steden met muntrecht bleven aanvankelijk op dezelfde muntvoet rijksdaalders met rijksadelaar en keizersnaam slaan, maar pasten later de beeldenaar aan die van de Nederlandse rijksdaalder aan. De koers van zowel Nederlandse als Duitse rijksdaalders bedroeg eerst 45 stuiver, sinds 1619 echter 50 stuiver = 2½ gulden.

In het tweede kwart van de 17e eeuw werd deze munt echter uit de omloop verdrongen door de lichtere Zuid-Nederlandse patagon. Het gevolg was dat de Nederlandse rijksdaalders versmolten of naar het buitenland uitgevoerd werden en de nog voorhanden exemplaren agio gingen doen en een waarde van 52 stuiver kregen. In 1659 werd dan ook een nieuwe munt ingevoerd gelijk aan de patagon, die de naam zilveren dukaat, zilveren kreeg. Deze werd voor 50 stuiver in het verkeer gebracht en hij werd dan ook al gauw, evenals zijn uit de omloop verdwenen voorganger, als rijksdaalder aangeduid.

Ter onderscheiding ging men het oude stuk, dat nog slechts als handelsmunt vooral ten behoeve van de Oostzeehandel geslagen werd, bankrijksdaalder of bankdaalder noemen (de benamingen rijksdaalder met de halve man, resp. met de staande man zijn pas door 19e-eeuwse numismaten geïntroduceerd). Tegen het einde van de 17e eeuw werd ook de nieuwe rijksdaalder een handelsmunt die uit het dagelijks verkeer verdween. Naast de in 1694 ingevoerde munten van 3 en 1 gulden kon alleen de hoger getarifeerde Zeeuwse zilveren dukaat zich handhaven.

Hoewel er toen geen muntstuk meer in omloop was met de waarde 2½ gulden, bleef men algemeen dit bedrag als rijksdaalder aanduiden. Vandaar dat de naam weer onmiddellijk werd toegepast op de 50 stuiverstukken van 1808 met borstbeeld van koning Lodewijk Napoleon (er is zelfs een ontwerp met de waardeaanduiding R-D) en vervolgens op de in 1839 ingevoerde 2½-guldenstukken van het Koninkrijk.

Nadat door de muntzuivering van 1842-1849 alle oude rijksdaalders en zilveren dukaten in de smeltkroes verdwenen waren, bleef het nieuwe stuk van 2½ gulden over, in de wandeling en sinds 1847 ook in de muntwetten rijksdaalder genoemd. Deze munt is geslagen met koninklijk borstbeeld en rijkswapen:

1839-1874 en 1898 zilver 25 g 0,945

1929-1943 zilver 25 g 0,720

1959-1966 zilver 15 g 0,720

1969-2001 nikkel 10 g

De muntvoet van 1929-1943 werd nog gebruikt voor de zilveren herdenkingsmunten van 10 gulden van 1970 (bevrijdingstientje) en 1973 (jubileumtientje); het herdenkingstientje 50 jaar Benelux van 1994 is geslagen volgens de specificaties van de rijksdaalders van 1959-1996.

Als vanzelfsprekend is de naam rijksdaalder ook overgegaan op het papieren equivalent, de muntbiljetten van 2½ gulden die sedert 1914 enige malen de metalen munt vervangen hebben. Voor Curaçao, c.q. de Nederlandse Antillen zijn in 1944 en 1954 zilveren rijksdaalders met de landsnaam en sinds 1978 nikkelen rijksdaalders (gewicht 12 g) met een eigen beeldenaar geslagen (voor Aruba sinds 1986 met de waardeaanduiding 2½ florin).

E.v.G.

Lit.:

Gelder, H.E. van, Geschiedenis van de rijksdaalder, Muntverslag 1950, Utrecht 1951, blz. 41-48.



  • Rijksdaalder 1570 cambrai.jpg
  • Rijksdaalder 1620 anholt.jpg
  • Rijksdaalder christoffel van M halve rijksd 1570.jpg
  • Rijksdaalder curacao 1944 denver.jpg
  • Rijksdaalder drie steden 1567.jpg
  • Rijksdaalder leicester holland 1587.jpg
  • Rijksdaalder Lod nap 1809.jpg
  • Rijksdaalder wilhelmina 1898.jpg
  • Rijksdaalder wilhelmina 1940.jpg
  • Rijksdaalder willem I 1840 royer.jpg
  • Rijksdaalder willem II nederland 067.jpg