Nederlands West-Indië
Uit Wiki Munten en papiergeld
Nederlands West-Indië, vroeger gebruikelijke verzamelnaam voor de onder Nederlands gezag staande gebieden in Amerika. Nadat in 1791 de West-Indische Compagnie was ontbonden, nam de Nederlandse Staat op 1 januari 1792 haar bezittingen en schulden over. In datzelfde jaar verzocht de "Directie der West-Indische Coloniën" de Staten-Generaal toestemming om munten te laten slaan, voorzien van een bijzonder merk zoals eerder al voor de Oost-Indische Compagnie was gedaan.
Met de Resolutie van 31 december 1793 mocht voorlopig tot een bedrag van ƒ 100.000,- worden gemunt; gewicht en gehalte moesten overeenkomen met de Nederlandse munten (een kwart gulden was echter nooit officieel aangemunt). Conform het verzoek werden te Utrecht in 1794 drieguldens (1226 stuks), guldens (14.025 stuks) en kwart guldens (20.150 stuks) geslagen met op de vz de letter W onder het generaliteitswapen, alsmede dubbele stuivers (30.018 stuks) met op de kz een grote W waarboven het muntteken en waaronder het jaartal.
Door de onzekere politieke situatie in 1795 is het onduidelijk, of er van deze munten naar West-Indië zijn gezonden. Wel besloot de Directie op 28 augustus 1795 voor ƒ600,- aan drieguldens, ƒ 1.200,- aan guldens, ƒ 2.000,- aan kwart guldens en ƒ1.200,- aan dubbeltjes naar de Kust van Guinea te zenden.
Voor andere muntactiviteiten in en voor Nederlands West-Indië zie: Berbice, Curaçao, Essequibo en Demerary, Pernambuco, Sint Eustatius, Sint Maarten, Suriname en West-Indische Bank.
W.
Lit.:
Hengel, J.W.A. van, Geschiedkundige Aanteekeningen betreffende den Muntslag voor Nederlandsch West-Indië, JMP (1940) 1-42;
Vissering, G., Het bankwezen in Nederlandsch-West-Indië, Instituut voor Economische Geschriften nr. 2, Rotterdam 1917.