Handelingen

West-Indische Bank

Uit Wiki Munten en papiergeld

West indische bank suriname 10 ct 1844.jpg

West-Indische Bank, op voorstel van Commissaris-Generaal J. van den Bosch in 1829 opgerichte circulatiebank voor Suriname. Zij kreeg de bevoegdheid om voor 3 miljoen gulden aan bankbiljetten in omloop te brengen. Als gevolg daarvan hielden per augustus 1829 de biljetten van de Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volks-vlijt op betaalmiddel te zijn. De bank bracht biljetten in omloop, gedateerd 1829, in coupures van ½, 1, 2, 3, 5 en 10 gulden.

Door een te ruime kredietverstrekking kwam de bank al snel in moeilijkheden. Vanaf 1831 konden de biljetten niet meer ter omwisseling aan de bank worden aangeboden en begon de koers van het bankpapier te devalueren.

Door het voortdurend optredend gebrek aan kleingeld in Suriname werden nog biljetten van lage waarde uitgebracht. In 1837 werden biljetjes van 10, 15, 25 en 50 cent in omloop gebracht, in 1840 een gulden en in 1844 nogmaals een serie van 10, 15, 25 en 50 cent. Het merkwaardige zeskantige biljet van 25 cent stond lokaal bekend als skoinsi en is, net als alle overige biljetten van de bank, gedrukt bij Joh. Enschedé te Haarlem.

Het lukte de bank niet om haar taken naar behoren te vervullen en zij ging in 1848 over tot liquidatie.

Ed v.G.

Lit.:

Fabius, G.J., Het Bankwezen in Nederlandsen West-lndië, uitgave no. 2 van het Instituut voor Economische Geschriften, Rotterdam, 1917.