Muntmeesters VOC
Uit Wiki Munten en papiergeld
Verenigde Oostindische Compagnie (VOC)
Muntmeesters te Batavia en de gouvernementen Coromandel en Ceylon
De muntmeesters van de VOC waren geen zelfstandige ondernemers. Ze waren in dienst van de VOC, in de rangen van boekhouder, onderkoopman, koopman of opperkoopman. Volgens de Naamboekjes van de VOC is het waarschijnlijk dat meestal de plaatselijke essayeurs tijdelijk, voor de duur van de productie, benoemd werden tot muntmeester.
19.1 Munt te Batavia | |||
muntmeester | muntmeesterteken | in functie | |
Theodoras Justinus Rheen | zespuntige ster | 1744-1745 | |
Paulus Dorsman | haan (op goud), rozet (op zilver) | 1745-1751 | |
Munt gesloten | 1751-1764 | ||
Johan Sebastiaan van Naamen | 1764-1768 | ||
Jacobus van Warem jr. | 1782-1783 | ||
J.W. Alves, waarnemend | 1783-1784 | ||
Frederik Augustus van Halm | 1784-1789 | ||
Munt gesloten | 1789-1795 | ||
Frederik Augustus van Halm | 1795-1798 | ||
Guillaume Elie Teisseire | 1796 | ||
Lambertus Franciscus Macaré | 1796-1799 | ||
Hendrik Julius Lebeck | 1799-1800 | ||
Arnold Andreas Gijsbert Wiegerman | 1799-1800 | ||
Anthony Macaré | 1799-1800 | ||
19.2 Gouvernement Coromandel | |||
N = Negapatnam | |||
P = Paliakate | |||
muntmeester | muntmeesterteken | in functie | muntplaats |
Jan Sweers | ?-1694 | N | |
Jan Noot | 1694-1697 | N | |
Albert van Weede | 1697-1723 | N | |
Frederik Eliot | 1723-1725 | N | |
Hendrik Finniger | 1725-1733 | N | |
Tobias Pama | 1733-1737 | N | |
Malchias la Vigne | 1737-1744 | N | |
Thomas Vrijmoer | 1744-1747 | N | |
Nicolaas de Jonkheere | 1747-1758 | N | |
Cornelis Pietersz. | 1758-1774 | N | |
Willem van Duyneveld | 1774-1780 | N | |
Johannes Akkama | 1781 | N | |
Pieter Willem Geeke | 1786-1789 | P | |
Johannes Scheuneman | 1790-1794 | P | |
19.3 Gouvernement Ceylon | |||
C = Colombo | |||
N = Negapatnam | |||
T = Tutucorin | |||
Tr = [[Trincomalee] | |||
muntmeester | muntmeesterteken | in functie | muntplaats |
Francois Mountaineer | ca. 1675 | C | |
Rammanade Ayen | ca. 1677 | N | |
Marcellus Bles | ca. 1745-1747 | C | |
Andries van Nes | ca. 1760 | T | |
Frederik Damman | 1763-1781 | T | |
Frederik Damman | 1781-1786 | C | |
Frederik Damman | 1786-1793 | T | |
Reinier Hendriksz. | 1786-1796? | C | |
Reinier Hendriksz., waarnemend | 1789 | Tr | |
Jurgen Amoldus Hikken | 1790-1793 | Tr | |
Godfried Stichling | 1793-179412 | T |
19.1 Munt te Batavia
Het formele muntrecht te Batavia werd verkregen in 1743.
Theodoras Justinus Rheen (1744-1745) overleed in 1745. Zijn muntmeesterteken was een zespuntige ster.
Paulus Dorsman (1745-1751) was tevens eerste essayeur. Hij had een apart muntmeesterteken voor goud: een haan en voor zilver een rozet. Mogelijk ontwikkelde het bijteken haan zich min of meer tot een muntteken; het komt op goud nog voor tot 1807. De rozet bleef in gebruik op ropijen tot in 1766.
Van 1752-1763 was Josias Raket essayeur.
Johan Sebastiaan van Naamen (1764-1768) was essayeur van 1763-1768 en werd als essayeur opgevolgd door Leendert Jan Eliot (1768-1777?), zoon van de Utrechtse essayeur Arnold Eliot. Leendert Jan Eliot was daarvóór al werkzaam geweest aan de Munt te Utrecht: eerst als adjunct-essayeur en –waardijn en daarna van 1764-1765 als essayeur. Van Naamen werd daarna muntmeester te Utrecht; muntmeesters Utrecht.
Jacobus van Warem jr. (1782-1783) was essayeur van 1777-1784? (in ieder geval nog tot na de benoeming van Alves, die hem opvolgde als waarnemend muntmeester in 1783).
Frederik Augustus van Halm (1784-1789 en 1795-1798), ook geschreven als Van Halem, was ook essayeur vanaf 1784. Uit de Instructie voor de gouden en zilveren ropijen, opgesteld te Batavia op 24 november 1795, blijkt dat hij nog steeds essayeur als muntmeester is en daarom vindt het wegen en beproeven van de munten elders plaats. Hij overleed in 1798.
Guillaume Elie Teisseire (1796) was de aannemer van de tinnen duiten. De toezichthouders van de Munt voor de tinnen duiten waren van 1796-1797: Julius Lodewijk de Ruiter en Paulus Isaac Lion.
Lambertus Franciscus Macaré (1796-1799) was werkmeester van de bonken.
Hendrik Julius Lebeck (1799-1800) overleed in 1800.
Arnold Andreas Gijsbert Wiegerman (1799-1800) was de aannemer van de “stuivermunt” die werkte met kanonnenbrons.
Anthony Macaré (1799-1800) was partner van Wiegerman bij de “stuivermunt”.
19.2 Gouvernement Coromandel (op de zuid-oostkust van India)
Munt te Negapatnam (N). Ten gevolge van de vierde Engelse Oorlog in 1781 kwamen de Nederlandse bezittingen in India in Engelse handen. Bij de teruggave in 1785 bleef o.a. Negapatnam Engels en werd de Munt naar Paliakate (P) verplaatst.
Albert van Weede (1697-1723): het jaartal 1697 is onzeker, hij was in ieder geval al in functie vanaf 1700. In 1710 ontstond er groot ongenoegen over hem omdat hij, vanwege zijn huwelijk, ongeveer een jaar op Ceylon had doorgebracht.
Frederik Eliot (1723-1725): deze uit het bekende Utrechtse essayeursgeslacht Eliot stammende Frederik was in 1719 bij de VOC in dienst gekomen als essayeur en vervulde die functie te Negapatnam tot 1725. Daarna klom hij op binnen de VOC en was bij zijn dood in 1736 Hoofdadministrateur te Negapatnam.
Hendrik Finniger (1725-1733) nadat zijn bekwaamheid als essayeur was beproefd door zijn voorganger Frederik Eliot, werd hij benoemd tot essayeur en muntmeester. In 1733 ging hij weer terug naar Nederland.
Tobias Pama (1733-1737) overleed in functie.
Malchias la Vigne (1737-1744): zijn naam werd ook geschreven als Lavigne.
Cornelis Pietersz. (1758-1774) was reeds in 1748 aangesteld om het essayeren te leren en werd in 1751 tot essayeur benoemd. In 1759 wordt hij als essayeur opgevolgd door Jacob van Tessel.
Pieter Willem Geeke (1786-1789) was al in 1776 benoemd tot essayeur. Vanaf 1786 werd de functie van muntmeester gecombineerd met die van dispensier, de man die verantwoordelijk was voor de dranken.
Johannes Scheuneman (1790-1794) werd steeds aangeduid als “provisioneel”, waarschijnlijk omdat de Munt niet actief was.
19.3 Gouvernement Ceylon
Munt te Colombo (C), Negapatnam (N), Tuticorin (T) en Trincomalee (Tr). Negapatnam viel alleen van 1673-1680 onder het gouvernement van Ceylon. De Munt te Tuticorin sloot in 1794.
Francois Mountaineer (ca. 1675) ontving in 1675 een bonus vanwege de voltooiing van de muntslag van de koperen kassen te Colombo.
Frederik Damman (1763-1796?) werkte te Tuticorin en Colombo. Hij was essayeur van 1760-1763. In 1763 werd hij in die functie opgevolgd door Joan Colet. Damman werd in 1788 tot onderkoopman bevorderd.
Reinier Hendriksz. (1786-96?) in 1787 kreeg hij., baas van de smeden, opdracht om zilveren roepies te slaan. Bij gebrek aan een essayeur kreeg de keurmeester Christiaan Pieters opdracht de munten te toetsen en ze te voorzien van “de kleine keur” van Colombo. Na zijn pensionering in 1791 bleef Hendriksz. nog enkele jaren munten slaan. Hij overleed in 1805. Hij was in 1789 ook waarnemer te Trincomalee.
Jurgen Arnoldus Hikken (1790-1793) was nog muntmeester onder het Brits bestuur te Jaffna in 1803.
Godfried Stichling (1793-1794) was essayeur van 1768 tot aan het einde van het bewind van de VOC.
Terug naar muntmeesters.