Handelingen

Taswerk

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door (gebruikersnaam verwijderd) op 15 jan 2017 om 23:19
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

taswerk, van het midden van de 16e eeuw tot in de 18e eeuw in vele landen gebruikt muntwerktuig. Bij het taswerk werden paddenstoelvormige stempels gebruikt. De voorzijde van de munt werd gegraveerd op de hoed van de ene paddenstoel, de keerzijde op de hoed van de andere. De vierkante stelen werden in walsrollen gestoken. Vandaar de Duitse naam "Taschenwerk", de steel steekt immers als het ware in een zak (Tasche). Het muntplaatje of een strip muntmetaal wordt tussen de stempels gestoken waarna de walsrollen worden gedraaid. Bij gebruik van een strip moet na het aanbrengen van de stempeling de munt nog uitgeknipt en op het juiste gewicht worden gebracht. De walsrollen werden met de hand of met waterkracht aangedreven.

Voordeel boven de muntwals was, dat bij breuk niet de hele wals opnieuw gemaakt moest worden, doch slechts de stempel. Het contact tussen stempel en muntplaatje is lijnvormig in tegenstelling tot het contact bij de schroefpers dat vlakvormig is. Voor de muntslag bij het taswerk is dus minder energie nodig. Bij het "slaan" van een muntplaatje is de druk in het begin van het contact ongeveer puntvormig in tegenstelling tot de lijn in het midden van de munt. Door het verschil in druk kan de afbeelding in het midden iets minder reliëf hebben. Ook kan door de vervorming van het muntplaatje een deel van het muntvlak buiten de afbeelding komen. Om een ronde afbeelding te krijgen wordt in de stempel een ovale afbeelding gegraveerd. Toch herkent men munten van taswerk en muntwals vaak aan een enigszins ovale beeldenaar, terwijl de munten ook vaak iets gekromd zijn.

Voor het taswerk zijn diverse constructies bedacht, in Kremnica (Slowakije) bijvoorbeeld gebruikte men een taswerk met vliegwiel. Ook het gebruik van taswerken in de 17e en 18e eeuw in Duitsland, Oostenrijk, Spanje en Groot-Brittannië is bekend, daarentegen niet in de Nederlanden. Na 1700 groeide de vraag naar munten met een bewerkte rand tegen het snoeien. Omdat dit bij een schroefpers gemakkelijker te realiseren is, zal dit een van de redenen geweest zijn, waarom het taswerk in de loop van de 18e eeuw door de schroefpers verdrongen werd.

K.

Lit.:

Cooper, D.R., The Art and Craft of Coinmaking, Londen 1988, blz. 61-72.