Porto Novo-pagode
Uit Wiki Munten en papiergeld
Porto Novo-pagode, benaming voor een bepaald type pagode die zijn naam ontleent aan de stad Porto Novo aan de zuid-oostkust van India, de Coromandelkust. Porto Novo was de belangrijkste havenstad ten zuiden van Madras, gericht op de handel met Zuid-Oost- Azië. Het internationale karakter van de stad komt tot uiting in de Tamilnaam Parangi Pettai (stad van vreemdelingen); de moslims noemden het Mahmud Bander (onder welke naam er tussen 1707 en 1709 roepies zijn geslagen) en de Portugezen Oporto Novo of kortweg Porto Novo (nieuwe haven).
Reeds in 1610 deed de VOC de haven aan en breidde aldaar haar invloed uit. In 1749 werd Porto Novo met de Munt voor een bedrag van 1 miljoen roepies door Muradi Mudikhan en Chanda Sahib aan de VOC aangeboden. Dit aanbod werd wegens het hoge bedrag, het instabiele bestuur, alsmede de reeds bestaande voorrechten die men elders genoot, diplomatiek afgewezen. Tot 1825, toen ingevolge het Londense Tractaat van 1824 de Nederlandse bezittingen in onder meer India aan de Engelsen werden overgedragen, hebben de Nederlanders hier een vestiging gehad, doch van enig eigen muntrecht aldaar wordt niet gerept.
De pagode die als het Porto Novo-type wordt aangeduid, vertoont op de vz een staande godheid (Vishnu) en heeft een licht gebolde kz met een vlak of fijn gekorreld oppervlak.
Dit type pagode is, naar men aanneemt, voor het eerst door de lokale nayak en (na 1655) door de moslim gouverneur van het sultanaat Bijapur, te Porto Novo aangemunt en genoot een wijd verbreide populariteit en groeide uit tot de meest gangbare gouden munt bij transacties in kapitaalgoederen in Zuid-India. Sinds omstreeks 1662 werd dit type door de VOC te Negapatnam aangemunt.
Toen in 1677 ook de Engelsen dit type te Madras begonnen te vervaardigen, besloot de VOC de pagoden te voorzien van een "N op de ringge", waarvan overigens geen exemplaren zijn teruggevonden. Dit geldt eveneens voor de door de Engelsen tussen 1730 en 1735 geslagen pagode van het Porto Novo-type met een M (van Madras) aan weerszijden van de staande godheid.
In 1740 introduceerden de Engelsen een pagode van het Porto Novo-type met een ster op de kz. Dit type, dat tot 1807 is aangemunt, is om die reden bekend als de ster-pagode. In 1747 werd te Negapatnam de nieuwe Negapatnamse pagode van het Porto Novo-type, met een gehalte van 0,800, ingevoerd waarvan in 1767 het gehalte werd verlaagd tot 0,769. Deze nieuwe Negapatnamse pagode is tot 1781 - toen Negapatnam door de Engelsen werd bezet - vervaardigd, waarna de Engelsen de aanmunting van dit type, nu met een gehalte van 0,675-0,625, kortstondig hebben voortgezet. Dit type is bekend als de Iskat- of Scott-pagode. Het type van de nieuwe Negapatnamse pagode heeft als kenmerk een liggende J rechts van de staande godheid. Door de VOC zijn te Tuticorin (sinds ca. 1760) en te Colombo (1781-1786) Porto Novo-pagoden van het nieuwe Negapatnamse stempel vervaardigd. Behalve de Nederlanders en de Engelsen (East India Company) hebben ook de Denen (Tranquebar) en de Fransen (Pondicherry) alsmede verschillende inlandse vorsten pagoden van het Porto Novo-type aangemunt.
Door gebrek aan betrouwbare documentatie zijn vooral de inlandse exemplaren moeilijk van elkaar te onderscheiden of met enige zekerheid aan bepaalde muntplaatsen toe te schrijven.
L.
Lit.:
Arassaratnam, S., Merchants, Companies and Commerce on the Coromandel Coast 1650-1740, Chapter 8, The monetary system, taxation and prices, New Delhi 1986;
Scholten, C , Munten der Vereenigde Oostindische Compagnie, JMP (1935)5-10.