Griekse keizersmunten
Uit Wiki Munten en papiergeld
Griekse keizersmunten, samenvattende benaming voor alle munten die tijdens de Romeinse keizertijd door een lokale overheid geslagen werden in de eens door de Grieken beheerste gebieden. We kunnen deze reeksen onderverdelen in drie groepen: regionale, koninklijke en stedelijke emissies.
Regionale uitgiften Tot de regionale uitgiften behoren alle munten die door een regionale overheid of door een samenwerking van steden werden uitgegeven en in een min of meer uitgestrekte regio circuleerden. Zo werden in Klein-Azië tot in de regering van Septimius Severus zilveren tetradrachmen (cistophoor) aangemunt in verschillende muntplaatsen (Pergamum, Ephese). De 23 Klein-Aziatische steden die de Lycische bond (koinon) vormden, gaven zilveren drachmen uit en een zilveren muntslag treffen we ook aan op Kreta (Caligula-Trajanus), te Caesarea in Cappadocië (Tiberius- Gordianus III) en in Syrië.
Wijd verspreid waren de bronzen munten uit Antiochië in Syrië met SC op de kz, de biljoenen en bronzen stukken uit Egypte (Alexandrijnse munten), de bronzen uit Dacië (Philippus-Valerianus) en die van de stad Viminacium (Gordianus III-Valerianus) die in geheel Moesia Superior (deel van Joegoslavië circuleerden).
Koninklijke emissies Koninklijke emissies vinden we in de kleine vazalstaten aan de rand van het Romeinse rijk; zo o.a. in Thracië tot in 46 n. Chr. (bronzen munten), Pontus tot 64 n. Chr. (zilver), Bosporus tot in 342 n. Chr. (goud en brons), Judaea en Nabataea tot in het begin van de tweede eeuw (zilver en brons), Arabia tot in de tweede eeuw (zilver), Mauretania tot in 40 n. Chr. (zilver en brons).
Stedelijke emissies Het gros van de Griekse keizersmunten werd uitgegeven door de honderden steden die over de Griekse wereld en vooral in Klein- Azië verspreid lagen. We kunnen een onderscheid maken tussen munten met en zonder het portret van de keizer op de vz; deze laatste worden de autonome munten genoemd, alhoewel voor het aanmunten waarschijnlijk ook keizerlijke toestemming vereist was; een indrukwekkende reeks autonome stukken werd door Athene uitgegeven. Onder keizer Augustus sloegen 121 steden een eigen munt, onder Marcus Aurelius 220. De stempels voor de meer dan 250 Klein-Aziatische steden uit de tijd van Septimius Severus (begin 3e eeuw) werden, zoals blijkt uit stempelstudie, in een twaalftal rondreizende (?) ateliers vervaardigd.
De omschriften van de stedelijke munten zijn meestal in het Grieks; Latijn vinden we op enkele regionale reeksen en op de munten van de Romeinse kolonies (colonia) zoals Patras in Griekenland. De Griekse vz-omschriften volgen vrij nauwkeurig de Latijnse keizerstitulatuur: AVtokrator KAIsar NErva TRAIA-NOC CEBastos TEPmanicos DAkikos = imperator caesar nerva traianus augustus germanicus dacicus.
Op de kz wordt meestal de naam van de stad in de genitief weergegeven, soms vergezeld van een jaaraanduiding volgens de lokale jaartelling (zo in Syrië) of van het regeringsjaar van de keizer (zo te Caesarea in Cappadocië en te Alexandrië). Afgebeeld worden goden, mythologische taferelen, personificaties, historische taferelen, voorwerpen die naar spelen verwijzen, gebouwen, plaatselijke legenden.
Over de bronzen denominaties die aangemunt werden, bestaat er geen eensgezindheid. Zelden wordt de muntsoort voluit op de munt vermeld, zoals op de bronzen stukken van het eiland Chios waar munten met een waarde van ½ tot 3 assaria (assarion) werden aangemunt. In de moderne literatuur worden deze stedelijke bronzen dan ook aangeduid met de afkorting AE (= aes, brons) gevolgd door de diameter in millimeters.
Tegen het einde van de regering van keizer Gallienus (268 n. Chr.) zakte het aantal steden dat een eigen munt uitgaf tot 10. Het verdwijnen van de lokale muntslag was te wijten aan de enorme devaluatie van de antoninianus die toen minder dan 5% zilver bevatte; hierdoor werd de waardeverhouding van de "zilveren" munt met het bronzen geld grondig verstoord. Bovendien streefden de keizers vanaf Gallienus af naar een steeds verder doorgedreven uniformisering en standaardisering van het muntsysteem.
In het oosten werden meer staatsmunthuizen geopend die de rol van de lokale en regionale ateliers overnamen.
De laatste stedelijke munten werden onder Tacitus geslagen, de laatste regionale in Alexandrië onder Diocletianus.
Onder Maximinus Daza (ca 310 n. Chr.) sloegen Nicomedia, Antiochië en Alexandrië nog een merkwaardige reeks semi-autonome muntjes zonder portret van de keizer maar met op de vz. de beschermgoden van de respectievelijke steden.
v. H.
Lit.: Sylloge Nummorum Graecorum Deutschland, Sammlung vort Aulock, Berlijn, 1957-1981; Milne, J. G., Catalogue of Alexandrian coins, Oxford, 19712; Wruck, W., Die Syrische Provinzialprdgung von Augustus bis Traian, Stuttgart, 1931; Sydenham, E. A., The Coinage of Caesarea in Cappadocia, Londen, 1933; Sear, D. R., Greek imperial coins and their values. The local coinages of the Roman empire, Londen, 1982.