Gelderland, gewest
Uit Wiki Munten en papiergeld
Gelderland, gewest. Door het wegvallen van het centraal gezag aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog nam het aantal munthuizen in de Republiek enorm toe. In Gelderland werden, naast Nijmegen, stedelijke munthuizen heropend te Arnhem en Zutphen. In het geïsoleerde Zaltbommel werd een geheel nieuw munthuis geopend en verschillende hoge edelen hervatten de muntslag.
Na enkele mislukte pogingen tot gemeenschappelijke emissies, volgde Gelderland vanaf 1579 een eigen muntpolitiek en gaf het eerst samen met Utrecht een rozenobel en een uniedaalder uit, in 1581 gevolgd door snaphaanschellingen die later ook in andere munthuizen geslagen werden en een gouden en een zilveren rijder, korte tijd ook te Zutphen.
In 1583 werd het provinciale munthuis om veiligheidsredenen verplaatst van Nijmegen naar Harderwijk, waarna er te Nijmegen na de verovering door Parma, een koninklijk munthuis actief is geweest van 1586-1591. Onder invloed van Holland maakte Gelderland in 1584 een einde aan de overgewaardeerde oorlogsemissies en keerde men terug tot de Bourgondische rijksdaalder, echter zonder de naam en titels van de in 1581 afgezworen Philips II.
Het Overkwartier bleef Spaans in de Tachtigjarige Oorlog en behoorde daarna tot de Zuidelijke Nederlanden. Er is toen alleen te Roermond gemunt. Na de definitieve invoering van de Generaliteitsmuntslag in 1606 hebben de Gelderse muntmeesters zich over het algemeen nauwkeurig gehouden aan de Generaliteitsmuntwetgeving.
Het Gelderse munthuis te Harderwijk was vooral in de 17e eeuw één van de belangrijke munthuizen in de Republiek. Op last van Lodewijk Napoleon is het munthuis te Harderwijk op 31 december 1806 gesloten.
Tijdens de Republiek bleef het gewest Gelderland vaak nog de oude titels van Gelre en Zutphen voeren, soms afgekort tot DG (&) CZ, Ducatus Gelriae (et) Comitatus Zutphaniae, (van) het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen. Het muntteken "Gelderse kruisje" (herkruist kruis) werd tijdens de Republiek regelmatig verdrongen door een muntmeestersteken.
Lit.:
Voogt, W. J. de, Geschiedenis van het muntwezen der Vereenigde Nederlanden, I, provincie Gelderland, Amsterdam 1874.