Negapatnam
Uit Wiki Munten en papiergeld
Negapatnam, plaats aan de oostkust van India die in 1658 door de VOC op de Portugezen werd veroverd. In 1662 verwierf de Compagnie hier het halve muntrecht van de vorst (nayak) van Tanjore voor het door haar aangevoerde goud, zilver en koper. Het halve muntrecht houdt in dat het voordeel van de Munt gelijkelijk tussen de vorst en de VOC wordt gedeeld.
In december 1676 werd de overeenkomst vernieuwd waarbij uitsluitend de aanmunting van gouden fanams, met een gehalte van 3½mat (0,350, 0,35 g) en pagodes, met een gehalte gelijk aan die van Paliakate van 85/8 mat (0,8625, 3,4 g), worden vermeld. Van 1673 tot 1680 ressorteerde Negapatnam onder het bestuur van Ceylon.
In 1690 werd het de hoofdplaats van de Coromandelkust tot het in 1781 door de Engelsen werd bezet en in 1784 als schadeloosstelling definitief aan de Engelsen afgestaan.
De door de VOC vervaardigde Negapatnamse pagoda is van het zgn. Porto Novo-type (Porto Novo pagoda). De aanmunting hiervan zal vanaf 1662 hebben plaatsgevonden. In 1677 werd besloten de pagodas te voorzien van een "N op de ringge" om ze van de pagoda van Paliakate te kunnen onderscheiden.
In juni 1743 werd een nieuwe overeenkomst met de Raja van Tanjore gesloten waarbij "...d'E Compagnie na haar welbehagen in de Nagapatnamse munt in gehalte en swaarte mogen laten slaan Nagapatnamse, Portonovose en sterpagoden en allerhande soorten van fanums, mitsgaders Arakadoese (d.w.z. uit Arkat) en allerhande soorten van ropijen".
In maart 1750 werd het halve muntrecht, voor een bedrag van 5600 pagodas door de VOC afgekocht. Het is vooralsnog onbekend of alle in de overeenkomst van 1743 genoemde typen munten door de Compagnie zijn aangemunt. Wel werd in 1747 de nieuwe Negapatnamse pagoda van het Porto Novo-type ingevoerd die van gelijk gehalte (0,800) was als de door de Engelsen te Madras vervaardigde sterpagoda (1740-1807); in 1767 werd het gehalte verder gereduceerd tot 0,769. Bij plakkaat van maart 1747 werd de nieuwe Negapatnamse pagoda ook op Ceylon gangbaar verklaard; koers 100-108 pagodas voor 200 rijksdaalders.
Verondersteld wordt dat gedurende de periode 1677-1747 de pagoda van Paliakate te Negapatnam werd aangemunt, voorzien van een "N op de ringge". Exemplaren die aan deze beschrijving voldoen zijn vooralsnog niet teruggevonden.
Naast de aanmunting te Paliakate werd te Negapatnam (in ieder geval tot 1758) ook de drie beeldige pagoda geslagen voor de handel met de Noord-Coromandelkust (Masulipatnam). Overeenkomstig de instructie van Batavia werd, omstreeks 1680, de pagoda voor 105 stuivers gefactureerd, doch voor 120 stuivers in de boeken verantwoord. Na 1747 bedroeg de koers 90 stuivers.
Nadat de Engelsen in 1781 Negapatnam hadden bezet, zijn onder de agent van de Engelse Compagnie, kapitein Scott, pagodas van het Porto Nova-type geslagen met een gehalte van 0,675 tot 0,625, bekend als de Iskat of Scott-pagoda.
Gebaseerd op de overeenkomst van 1676 zijn gouden fanams vervaardigd die een nabootsing zijn van de fanams van Tanjore, doch kleiner en dikker, met op de vz een gestileerde Indiase godheid (Kali) en op de kz een verbasterd Nagari opschrift. Het oorspronkelijke gehalte van de gouden fanam van 0,350 (1662) verminderde tot 0,334 (ca. 1700) en later tot 0,329. Koers in de tweede helft van de 17e eeuw: 24 gouden fanams = 1 pagoda.
Reeds in 1675 is er sprake van aanmunting van zilveren munten te Negapatnam. Verondersteld wordt dat dit de aanmunting van de grote zilveren fanam (gew. 1,00 g) van 6 stuivers betreft; vz liggende J waarboven O C, kz sankha (schelp). Te Negapatnam zijn eveneens zilveren fanams of puttans (gew. 0,35 g) van hetzelfde type geslagen die tevens bestemd waren voor de comptoiren Cochin en Tuticorin.
Omstreeks 1691-'94 is er sprake van de aanmunting van enkele en drievoudige gouden fanams (gew. 1,0 g), van een type gelijk aan de grote zilveren fanam van 6 stuivers met een sankha (schelp) op de kz. Na ca. 1690 zijn te Negapatnam ropijen geslagen "van den nieuwen Paliacatse stempel" die in brieven naar Batavia (1726/27) nog als zodanig worden omschreven.
Ook werd deze ropij wel aangeduid als "Nieuwe Choromandelsche Ropij". In de Bataviasche Almanak van 1804 wordt de "Ropy Negapatnams" nog vermeld. Omstreeks 1780 was de koers op de kust van Coromandel 30 stuivers en te Batavia 27 stuivers. De ropij van Paliakate is een Mogol-ropij of roepie die te Surat is geslagen en te Paliakate voorzien van instempeling met het VOC-monogram; deze munten werden Paliakatten genoemd. Het is aannemelijk dat de te Negapatnam vervaardigde ropijen met het nieuwe Paliakatse stempel, Mogolropijen zijn met een overeenkomstige instempeling als die van Paliakate.
Anders dan de ropijen van Palikate zijn de te Negapatnam vervaardigde ropijen niet terug gevonden of als zodanig herkend. De vroegste koperen munten van Negapatnam zijn kasjes, vz N boven VOC-monogram, kz Nagari-schrift, die waarschijnlijk spoedig daarna zijn vervangen door een emissie met op de kz Nagapattanam in Tamilschrift, de landstaal. Met uitzondering van de enkele en dubbele kas dragen deze munten een waardeaanduiding 4, 10 of 15 (kas) onder het VOC-monogram. Vooral de 1 en 2 kas zijn in grote hoeveelheden en tot ver in de 18e eeuw aangemunt. In 1681 wordt ook melding gemaakt van soortgelijke loden kasjes. Kenmerkend zijn de veelal sterk verbasterde opschriften op deze loden kasmunten. Koers: 80 (loden en koperen) kasjes = 1 gouden fanam = 4% - 5 stuivers.
Omstreeks 1675 zijn te Negapatnam koperen stuivers van het kranstype ten behoeve van Ceylon aangemunt (kransstuiver). Nadat Negapatnam in 1680 niet meer onder Ceylon ressorteerde, werd bij plakkaten van juli 1682 en oktober 1683 door het bestuur van Ceylon de import van kopergeld van de kust van India geweerd. Echter, de eerdere overvloedige aanmunting van slecht kopergeld vloeide terug in de kas van de Compagnie op Ceylon en wel tot een bedrag van 200.300 toenmalige guldens. Dit werd door het bestuur van de VOC, de Heeren XVII, hoog opgenomen en bij schrijven van 14 juli 1695 "werd verstaan en geordoneerd op Negapatnam tot 100.000 gulden toe in dubbele en enkele stuivers mitsgaders duyten, te doen slaan ten prijse van het koper op de daarom gelegen marckten".
Ingevolge deze instructie van 1695 zijn koperen 2 en 1 stuivers (ca. 27,3 g), duiten en ½ duiten aangemunt met op de vz een gestileerde Indiase godheid (Kali) en op de kz Nagapattanam in Tamilschrift. Deze gehele emissie was hoofdzakelijk bestemd voor circulatie op Ceylon. Bij plakkaat van 12 augustus 1749 werden tevens de koperen VOC duiten te Negapatnam gangbaar verklaard.
L.
Lit.: Scholten, C, Munten der Vereenigde Oostindische Compagnie, JMP (1935) 11-43.
Negapatnam, VOC, fanam, ca. 1676, goud,
Negapatnam, VOC, dubbele stuiver, z.j., koper.