Handelingen

Imitatie

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door (gebruikersnaam verwijderd) op 15 jan 2017 om 23:02
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Correggio, Camillo van Oostenrijk (1597 - 1605), tallero, 1603, zilver, nabootsing van een Hollandse leeuwendaalder, met op de vz het omschrift MO NO CAM AVS CO CO, voluit vertaald: nieuwe munt van Camillo van Oostenrijk, graaf van Correggio.

imitatie, nabootsing van een succesvol munttype, bedoeld om deze naast het origineel in omloop te brengen. Bij latere nabootsing gaat het niet om munten voor de circulatie en kan daarom beter van namaak worden gesproken.

Imitaties kunnen in twee groepen onderverdeeld worden:

1. Imitatie met dezelfde intrinsieke waarde als het origineel. Hierbij is in zoverre sprake van valsemunterij dat de oorspronkelijke muntheer benadeeld wordt doordat hij de sleischat moet missen. Vaak zorgde de imiterende muntheer voor goede muntwetgeving. In dat geval plaatste hij meestal zijn eigen naam op de munt. Deze manier van imiteren kwam vooral in de Middeleeuwen zeer vaak voor. De imiterende muntheer maakte gebruik van de goede reputatie van het voorbeeld en had absoluut niet de bedoeling de circulatie nadelig te beïnvloeden. In de eerste fase werd het origineel zeer slaafs gevolgd, zoals bijvoorbeeld bij de eerste nabootsingen van de Tourse groot en de Florentijnse gulden. Later, als het prestige van de imiterende muntheer voldoende groot was, werd meer afstand genomen van de oorspronkelijke beeldenaar en ontstonden nieuwe, eigen typen.

Nabootsingen van goed gehalte handhaven soms volledig de oorspronkelijke tekst, bijvoorbeeld de Gorcumse rozenobels (Gorinchem) en de in Rusland nageslagen Nederlandse dukaat. Kleine gehalteverlagingen kunnen echter nodig zijn om hermunting mogelijk te maken, of vallen binnen de remedie (tolerantie) van het voorbeeld.

2. Imitaties van aanzienlijk lager gehalte en/of gewicht moeten echter wel als een vorm van valsemunterij worden beschouwd omdat ze niet alleen de oorspronkelijke muntheer benadelen, maar ook de stabiliteit van de geldcirculatie in gevaar brengen.

Zulke imitaties zijn soms anoniem, bijvoorbeeld de Friese solidus, maar meestal staat de naam van de uitgever er op - soms heel duidelijk als op Noord-Nederlandse leeuwengroten en plakken en op Italiaanse leeuwendaalders - soms in verholen vorm zoals op kleingeld van Batenburg, Reckheim enz. Hierdoor is het onderscheid tussen imitatie en valsemunterij door particulieren niet altijd eenduidig.

(Barbaarse imitatie).

Lit.: Porteous, J., Aangemunt en nagemunt, Amsterdam 1968.