Handelingen

Tibet

Uit Wiki Munten en papiergeld

Tibet, voormalige republiek, sinds 1965 Chinees autonoom gebied in het westen van de Volksrepubliek in Centraal-Azië. Sinds de 8e eeuw ontwikkelde zich in dit gebied een vorm van Boeddhisme, het Lamaïsme. In de 16e eeuw verkreeg de geestelijke leider de titel Dalai Lama. Eind 17e eeuw werd Tibet onderhorig aan China, doch door verzwakking van het rijk werd Tibet weer onafhankelijk, waarbij het profiteerde van de bufferpositie tussen de Russen en de Engelsen in India. In 1950-51 werd Tibet door China bezet hetgeen in 1959 leidde tot een mislukte opstand en een ware exodus waarbij de 14e Dalai Lama met ongeveer 100.000 landgenoten naar India vluchtte.

De vroegste muntcirculatie in Tibet bestond uit munten van het naburige Nepal. Vanaf ca. 1720 werden in Nepal speciale emissies voor circulatie in Tibet geslagen. Na een conflict met Nepal dat voor ca. 150 jaar in de muntcirculatie van Tibet had voorzien, openden de Tibetanen in 1791 een eigen Munt die echter reeds twee jaar later werd gesloten. In 1792 openden de Chinezen een Munt te Lhasa waar tot 1836 een Sino-Tibetaanse muntslag plaatsvond. Spoedig daarna heropende het Tibetaanse bewind haar eigen Munt en continueerde deze tot 1953.

Het monetaire systeem was als volgt samengesteld: 15 skar = 1½ sho = 1 tangka; 10 sho = 1 srang. De muntslag bestond, behoudens een emissie van 20 srang in goud (1918-1921), uitsluitend uit koper en zilver. Ten behoeve van de handel met Sinkiang zijn vanaf 1902 in de provincie Szechuan roepies geslagen (1 roepie = 3 tangka) waarvan de beeldenaar aan de Brits-Indiase roepie met het portret van koningin Victoria is ontleend. Deze Szechuan roepie, ook wel Tibetaanse dollar genoemd, is in miljoenenoplage en in een steeds lager zilvergehalte, tot 1942 geslagen en verdrong de Brits-Indische roepie als de handelsmunt bij uitstek voor de Tibetaanse regio.

Voor hogere denominaties gebruikte men lokaal vervaardigd papiergeld dat zich kenmerkt door een eenvoudige druktechniek met een grote variëteit aan afmetingen en kleuren. Vanaf de introductie in 1912 tot 1945 was de waardeaanduiding van het papiergeld in tam (15 srang = 50 tam). Na 1945 werden voor het papiergeld coupures in srang gehanteerd.

L.

Lit.:

Gabrisch, K., Geld aus Tibet, Winterthur 1990.



  • Tibet rupee zj 1903 1905.jpg
  • Tibet tangka 1890.jpg