Scheepjesschelling
Uit Wiki Munten en papiergeld
scheepjesschelling, zilveren munt (4,95 g, 0,583) met een koers van 6 stuiver. Ingevoerd in 1670 door Holland (met HOLLandie ET WESTFRisiae) en daar geslagen tot 1778. Verder geslagen door West-Friesland (1673-1771), Zeeland (1750-1793), Utrecht (1700-1794), Gelderland (1705-1734) en Friesland (alleen in 1711). In Zeeland gebruikte men de spreuk ITA RELINQUENDA UT ACCEPTA, in Utrecht (tot 1710, op gouden afslagen nog in 1739 en 1741) en in Gelderland de Hollandse spreuk VIGILATE DEO CONFIDENTES.
Na 1710 gebruikte Utrecht de bekende spreuk CONCORDIA RES PARVAE CRESCVNT, Friesland gebruikte de Hollandse spreuk en West-Friesland sinds 1705 DEVS FORTITVDO ET SPES NOSTRA. De vlag op de achtersteven van het oorlogsschip op de kz heeft doorgaans drie banen, behoudens op de scheepjesschellingen van Zeeland, waarop tussen 1753-1769 en 17881793 een effen vlag met de toren van Middelburg staat; van 1770 tot 1788 is het de driebaansvlag met de toren in de middelste baan.
De schepen op de schellingen van de Geoctroyeerde Munt van West-Friesland voerden in 1676-1677 een effen vlag, die van Holland tussen 1671 en 1716 een effen vlag met een naar de vlucht gekeerde zwaarddragende arm ("bloedvlag"). Nadat de Staten-Generaal in december 1692 een verbod op de aanmaak van schellingen hadden uitgevaardigd, was in de Republiek de productie ervan gestaakt.
Vanwege de behoefte aan schellingen voor uitvoer naar Azië werd in 1698 door de Staten-Generaal ontheffing van dit verbod mogelijk gemaakt op voorwaarde, dat de schellingen niet in de binnenlandse circulatie terecht zouden komen. In de praktijk komt het erop neer, dat vrijwel alle na 1698 geslagen scheepjesschellingen in opdracht van de VOC zijn geslagen en naar het Verre Oosten zijn uitgevoerd.
W.
Lit.:
D(eketh?), P., Notice sur l'Escalin au navire ou pièce de 6 sous de la Province de Frise, TMP (1896) 277;
Gelder, H.E. van, De geoctroyeerde munt te Enkhuizen 1671-1679, JMP (1949) 61-78;
idem, Munthervorming tijdens de Republiek 1659-1694, Amsterdam 1949;
Wiel, H.J. van der, De scheepjesschellingen van Zeeland 1750-1793, JMP (1982) 47-68;
idem, De scheepjesschellingen van Utrecht, De Beeldenaar (1983) 45-48;
idem, De Hollandse scheepjesschellingen 1671-1778, JMP (1987) 82-94;
idem, De vlaggen op scheepjesschellingen, De Beeldenaar (1989) 84.