Muntgewichtdoos
Uit Wiki Munten en papiergeld
muntgewichtdoos, doos waarin muntgewichten, vaak tezamen met een muntbalans, worden bewaard en vervoerd. Uit de Byzantijnse tijd (Byzantijnse rijk]] 476-1453) kennen we houten dozen met bronzen gewichten, waarmee men behalve munten ook andere zaken kon wegen. Om die reden worden deze gewichtdozen niet tot de specifieke muntgewichtdozen gerekend.
Al in de Oudheid en in de Middeleeuwen had men specifieke muntgewichten, maar speciale dozen voor balans, gewichten enz. zijn pas bekend uit het begin van de 16e eeuw en dan nog alleen uit afbeeldingen op schilderijen, hoofdzakelijk van schilders uit de school van de Antwerpse schilder Quinten Matsys. De op die schilderijen afgebeelde muntgewichtdozen hadden verscheidene rijen vakjes, vaak uitgesneden uit een massief blok hout, waarin elk gewicht zijn eigen plaats had. De bijbehorende muntnamen waren met inkt boven de gewichten op het hout geschreven, de koersen eronder.
Het opbergen op deze manier was overzichtelijk en voorkwam dat de gewichten tijdens het vervoer werden beschadigd. De balans met de schaaltjes kon in een apart, kruisvormig vak worden gelegd met het balansjuk achterin en de balansnaald naar voren; de beide schalen lagen in de ruimte van de naald. Met een eveneens in de doos aanwezige metalen pin konden de gewichten uit de vakjes worden gewipt. De oudste bewaard gebleven gedateerde muntgewichtdoos van dit type is van 1584 en bevindt zich in het Bijloke Museum te Gent.
Vóór omstreeks 1625 werden alle muntgewichtdozen in Keulen gemaakt, vaak in opdracht van kooplieden uit Amsterdam, Antwerpen, Londen en Parijs. Daarna ging men in een aantal steden, waaronder Amsterdam, Antwerpen, Londen en Neurenberg, zelf dozen maken, evenals in Frankrijk en andere Europese landen, waarbij het in Keulen ontstane model op uiteenlopende wijze verder werd ontwikkeld. De grote 16e-eeuwse dozen uit Keulen bevatten ca. 40 muntgewichten en waren door hun omvang onhandig om te vervoeren.
Een uitkomst was een deel van de gewichten in de deksel onder te brengen, waardoor de doos zelf kleiner kon worden. De dekselruimte kon met een schuif worden afgesloten. Het gebruik van een schuiflade onderin het blok maakte het geheel nog compacter. Keulen en Amsterdam combineerden soms beide systemen.
In Amsterdam prefereerde men echter het type met de onderlade. Daar ging men tegen 1625 op grote schaal dozen met 13 vakjes in het blok en 18 in de onderlade maken. In Keulen en in mindere mate in Engeland gaf men de voorkeur aan de schuiflade in het deksel. Er bestaan echter ook veel eenvoudiger muntgewichtdozen. Vereffeningsgewichten in azen (aas) zitten vaak in een apart vakje dat met een metalen scharnierend deksel of een houten schuif kan worden afgesloten. De uitgesneden vakjes voor de gewichten konden vaak meer dan één muntgewicht bevatten; er zijn zelfs muntgewichtdozen met één of twee diepe vakken die elk zes gewichten kunnen bevatten.
Dergelijke dozen komen uit Amsterdam of Antwerpen en hebben dan vierkante gewichten, of uit Londen met ronde gewichten. Er zijn slechts een paar dozen bekend waarin geen plaats voor een balans is. In de meeste dozen echter zitten balansnaald en -schalen in het midden van de doos, hoewel de schalen soms ook aan de beide korte zijkanten zijn ondergebracht. Relatief grote dozen met een aan de voorkant uitschuifbare lade met gewichten en schalen zijn alleen in de 18e en 19e eeuw in Neurenberg en de Zuidelijke Nederlanden gemaakt.
Er bestaan ook dozen, waarin een statief kan worden geschroefd waaraan de balans kan worden opgehangen.
Al in de 16e eeuw werd vaak een gedrukt etiket aan de binnenkant van de deksel geplakt. Zo'n etiket kan allerlei informatie bevatten: naam en adres van de muntgewichtdoosverkoper, jaartal, valuatielijst, afbeeldingen van muntgewichten al of niet met een koers, een plaatje met een allegorische voorstelling, enz. Voordat papieren etiketten werden gebruikt, schreef men de opschriften met inkt op de deksel.
Op de schilderijen van de school van Quinten Matsys is te zien, dat op de deksels etiketten staan met in het midden de plaatsnaam "Ceulen". Gedrukte etiketten kwamen tegen het einde van de 16e eeuw in Amsterdam, Antwerpen en Hamburg op grote schaal in gebruik. In ons land plakte men aan de binnenkant van de deksel aanvankelijk zgn. valuatielijsten waarop de waarde van vele gangbare munten in guldens en stuivers staat aangegeven.
Uit omstreeks 1600 zijn enkele valuatie-etiketten bekend, waarop tevens de afbeeldingen staan die op de muntgewichten voorkomen. Dit idee sloeg kennelijk aan en al spoedig werden grote aantallen etiketten met muntgewichtafbeeldingen en een centrale gravure in verschillende uitvoeringen gedrukt. In de centrale gravure stond aanvankelijk het wapen van Amsterdam, later ook wel een andere voorstelling. De vroegste etiketten van deze groep geven de muntwaarde aan van de ordonnantie van 1622; ze zijn blijkbaar kort daarna gedrukt.
Andere plaatsen in de Nederlanden en in het buitenland volgden al gauw het Amsterdamse voorbeeld. In Antwerpen werden omstreeks 1650 etiketten gedrukt met de bekende muntgewichtafbeeldingen, doch met een afwijkende middenvoorstelling. Pas na 1725 vindt men meer algemeen een eigen Vlaams etiket in muntgewichtdozen van Vlaams model. Andere gebieden waar etiketten werden gedrukt, waren Oostenrijk, Pruisen (vooral Berlijn) en Sleeswijk-Holstein. Zowel de deksel als de binnenkant van veel dozen uit Keulen, de Nederlanden en Engeland werden tot diep in de 17e eeuw van houtsnijwerk voorzien, waarin veel symboliek is verwerkt.
Over de betekenis van de gebruikte symboliek is nog slechts weinig bekend. Brandmerken van de schrijnwerkers die de dozen maakten, zijn bekend uit Amsterdam en Keulen (16e en 17e eeuw). Slechts in één enkel geval heeft men zo'n stempel aan een schrijnwerker kunnen toewijzen. Naast de besproken rechthoekige houten dozen kwamen vooral in het buitenland ook dozen van allerlei andere typen in zwang, soms met, maar ook zonder afzonderlijke vakjes voor de gewichten.
Aan de hand van uiterlijke kenmerken is het mogelijk de herkomst en de ouderdom van muntgewichtdozen vast te stellen. Zij verschillen in vorm en uitvoering, materiaal, opschriften, etiketten en/of graveringen, versieringen aan binnen- en buitenkant, instempelingen, soorten muntgewichten, enz. van elkaar.
Zo variëren vormgeving en materiaal op veel punten; de dozen zijn qua vorm: - rechthoekig, de meest voorkomende vorm, soms met afgeronde of afgeschuinde hoeken; - rechthoekig met ronde korte zijden (Engeland, Frankrijk en Spanje); - driehoekig (alleen Wenen); - ovaal, soms met de voorkant ingebogen, zwart gelakt (Engeland 1775-1825, Berlijn en minder frequent Milaan en Turijn);
en qua materiaal: - van met leder bedekt multiplex of karton (Berlijn, Oostenrijk, Milaan, Neurenberg en Spanje, alle na 1750), aan de binnenkant dikwijls bekleed met zeemleer, fluweel of laken; - van zwarte haaiehuid (alleen Engeland 1750-1800);
Van metaal, zwart gelakt (Engeland); - van hout (het merendeel van de dozen).
Zij kunnen gemaakt zijn uit één stuk hout waaruit alle vakken zijn uitgesneden, soms ook van op elkaar gespijkerde of gelijmde stroken dun hout (Engeland) of van spaanhout (Spanje). De vorm van de muntgewichtdozen wordt mede bepaald door die van de gewichten; bij knopgewichten bijvoorbeeld is de deksel van de muntgewichtdoos hol/bol of plat met uitsparingen aan de binnenkant waarin de knoppen wegvallen.
Met name voor hen, wier economische activiteiten zich buiten de eigen landsgrenzen uitstrekten, was het onmogelijk om voor alle gangbare goudstukken de desbetreffende muntgewichten in één doos mee te nemen. Bovendien werden voortdurend nieuwe muntsoorten in omloop gebracht. Zij maakten daarom gebruik van Trooise of decimale gewichten. Omdat zulke gewichten voor het wegen van munten waren bedoeld, worden, dergelijke hiervoor ingerichte dozen ook tot de muntgewichtdozen gerekend.
Muntgewichtdozen zijn niet altijd compleet; gewichten van muntsoorten die in onbruik waren geraakt, werden dikwijls uit de dozen verwijderd of door andere vervangen. Dat gebeurde door de vroegere gebruikers en wordt nog gedaan door moderne verzamelaars, hetgeen een bron van verwarring vormt.
W.
Lit.: Houben, G.M.M., The weighing of money, Zwolle 1982; Wittop Koning, D.A., en G.M.M. Houben, 2000 jaar gewichten in de Nederlanden, Lochem 1980.