Handelingen

Ierland

Uit Wiki Munten en papiergeld

Ierland, eiland in de Atlantische Oceaan ten westen van Groot-Brittannië, waar zich rond 400 v.Chr. Kelten uit Gallië vestigden. Dezen kenden reeds een vorm van betaalmiddel, ringvormig geld van goud of brons, waarvan het gebruik zich voortzette tot in de 10e eeuw. Sinds het begin van die eeuw vonden in toenemende mate vestigingen van Vikingen uit Noorwegen plaats.

Dezen sloegen zilveren penningen naar Angelsaksisch voorbeeld. Na de verovering van Ierland in 1177 door Hendrik II van Engeland kwam het tot een consequente uitgifte van hele, halve en kwart pennies, later ook van andere muntsoorten, wederom naar Engels voorbeeld. Rond 1460 werd de groat geïntroduceerd. Op deze en andere muntsoorten verscheen vanaf 1534 op kz regelmatig de gekroonde harp. Klein kopergeld werd sinds 1460 sporadisch en vanaf 1601 meer regelmatig geslagen. Tijdens een opstand en de daaropvolgende burgeroorlog werden van 1642 tot 1649 talrijke noodmunten uitgegeven. Sindsdien waren de Engelse gouden en zilveren munten in Ierland geldig en werden vanaf 1660 voor Ierland nog slechts koperen munten uitgegeven.

Een nieuwe burgeroorlog (1689-'91) leidde tot de uitgifte van een reeks geelkoperen noodgeld, waarvoor metaal van klokken, oude kanonnen e.d. werd gebruikt waaraan de naam "gun money" is ontleend.

Tekorten aan specie, zoals die onder George III' '(1760-1820) ook in Engeland heersten, waren voor de Bank of Ireland aanleiding tussen 1804 en 1813 zilveren tokens te slaan. In 1800 kwam de unie tussen Ierland en Groot-Brittannië tot stand. Het duurde echter tot 1817 eer de beide departementen van Financiën werden samengevoegd en tot 1821 eer de lagere koers van de munten in Ierland gelijk werd aan de Britse (verhouding 13:12). In 1823 werd voor het laatst afzonderlijk kleingeld voor Ierland geslagen.

Papiergeld werd sinds het einde van de 18e eeuw uitgegeven door de Bank of Ireland en na de beëindiging van haar monopolie in 1825 door een groot aantal particuliere banken. Andere belangrijke particuliere uitgaven vormden de tokens, die in grote verscheidenheid van 1653-1679 en gedurende meerdere korte periodes in de 18e en het begin van de 19e eeuw werden vervaardigd.

De tokenperiode eindigt in 1856, wanneer een overgang naar reclamepenningen plaatsvindt. Behoudens eerdergenoemde tokens van de Bank of Ireland zijn alle tokens van onedele metalen gemaakt.

Op 6 december 1921 werd de Ierse Vrijstaat erkend die bestond uit 26 graafschappen; 6 protestantse bleven onder Brits bestuur (Ulster).

Vanaf 1928 werd een muntreeks uitgegeven met eenzelfde opbouw als de Engelse en met opschriften in het Gaelic, SAORSTAT EIREANN.

In 1939 werd de Vrijstaat een republiek met de naam Eire. In 1969 werd het decimale stelsel ingevoerd en daarmee ook een nieuwe muntreeks.

Papiergeld werd van 1927 tot 1942 door de regering en door een achttal in de Consolidated Bank verenigde banken uitgegeven. Deze laatsten maakten van dezelfde clichés gebruik, maar plaatsten daarin hun eigen naam. Sinds 1943 geeft de Centrale Bank papiergeld uit, aanvankelijk van dezelfde clichés als de eerdere regeringsuitgaven.

Toen in 1953 het emissierecht van de in de Consolidated Bank verenigde banken verviel, werd de Centrale Bank de enige uitgevende instantie. In Ulster bleef de met Schotland vergelijkbare situatie bestaan, waarbij de oude Bank of Ireland en een aantal andere banken bankpapier uitgeven.

W.

Lit.:

Seaby, P., Coins and tokens of Ireland, Londen, 1970.


  • Ierland, bankbiljet van 1 pond, 31 okt. 1980, papier, 148 x 78 mm, mei een portret van de legendarische koningin Maeve (ofMebd) van Connaught (West-Ierland), met op de achtergrond en op de kz fragmenten uit het epos van ca. 1100, waarin zij bezongen wordt.
  • Ierland, George II (1727 - 1760) half penny, 1737, koper, met de Ierse harp.
  • Ierland penny 1951.jpg
  • Ierland, 1 shilling, 1928, zilver.