Handelingen

Engelse West-Indische eilanden

Uit Wiki Munten en papiergeld

Engelse West-Indische eilanden, benaming waaronder in de numismatische literatuur, verkooplijsten en veilingcatalogi een aantal munten wordt ondergebracht, dat speciaal werd geslagen voor gebruik in die Britse koloniën in de Nieuwe Wereld en Azië waar de Spaanse dollar van 8 realen de belangrijkste circulatiemunt was. Het betreft hier een tweetal groepen munten. De eerste groep bestaat uit zilverstukken van 1/16, 1/8, ¼ en een ½ dollar uit de jaren 1820-22 met op de vz de tekst MONETa.COLONIARum.BRITANicarum (= munt van de Britse koloniën) en een gekroond anker waarnaar ze "ankergeld" (Eng.: anchor coinage) worden genoemd.

Het ankergeld staat op naam van koning George IV (1820-30). De tweede groep betreft zilveren muntjes van 3 pence (1834-1944), 2 pence (1838-1848) en 1½ pence (1834-1862) met op de vz de beeltenis van de Britse koning en op de kz de waardeaanduiding met een kroon erboven en geplaatst binnen een bladerkrans. De 3-pencestukken 1942-44 hebben op de kz het wapen van St. George geplaatst op een Tudor-roos.

De eerste emissie 1834 van de threepence was bestemd voor Jamaica waar de muntjes konden circuleren voor ½ Spaanse reaal. In 1845 werden ze echter geldig verklaard in het gehele Verenigd Koninkrijk.

De twopence bleek, ondanks de bestemming voor algemeen gebruik, alleen geschikt voor circulatie in Brits Guyana, waar ze voor ½ bitt (=1/8 gulden) van hand tot hand gingen. De threehalfpence werd in alle Britse koloniën, uitgezonderd Malta, geaccepteerd. Op Jamaica gold de threehalfpence ¼ Spaanse reaal en werd daarnaar "quattie" genoemd.

W.

Lit.:

Pridmore, F., The Coins of the British Commonwealth of Nations, part 3, West Indies, Londen 1965.