Handelingen

Denarius

Uit Wiki Munten en papiergeld

denarius, (mv: denarii),

1. Romeinse zilveren munt die ca. 212/211 v. Chr., tijdens de tweede Punische oorlog (218-201 v. Chr.), ter vervanging van de uit slecht zilver vervaardigde quadrigatus werd ingevoerd. Tot in 238 bleef deze muntsoort het belangrijkste Romeinse zilverstuk, onderverdeeld in twee quinarii (quinarius). De denarius woog oorspronkelijk 4,5 gram (1/72 van het Romeinse pond) en werd gelijkgesteld met tien bronzen assen. Het gehelmde hoofd van Roma met daarachter het waardeteken X (= 10 assen) bleef gedurende meer dan een eeuw de typische voorzijdevoorstelling; op de kz stonden in de beginperiode de Dioscuren te paard, maar reeds in het eerste kwart van de 2e eeuw v. Chr. kwamen daarnaast ook Luna en Victoria in een strijdwagen voor. Circa 180 v. Chr. verschenen voor het eerst de namen van de muntmeesters op de denarii.

Tijdens de 2e eeuw v. Chr. werd het gewicht van deze zilveren munt verlaagd tot 3,86 gram (1/84 van het Romeinse pond) en ca. 141 v. Chr. de koers gewijzigd van 10 naar 16 assen. Een verdere gewichtsreductie tot 1/96 van het pond (3,4 gram) had in 64 onder de regering van keizer Nero plaats.

Met uitzondering van de denarii van M. Antonius uit 31 v. Chr. waren de meeste Republikeinse denarii uit zeer zuiver zilver (98%). De devaluatie die Nero in 64 doorvoerde, ging ook gepaard met een gehalteverlaging tot 93% en betekende het startsein voor een lange reeks dalingen van het zilvergehalte. Trajanus bracht in 107 het zilverpercentage op 89, in 148 (Antoninus Pius) daalde dit tot 66% en onder Caracalla in 212 tot 50%. Onder enkele keizers is van een korte herstelperiode sprake; Domitianus sloeg 3 jaar lang een denarius met 98 i.p.v. 91% zilver.

In de Keizertijd waren de Attische drachme en de denarius aan elkaar gelijkgesteld.

Onder de keizers Balbinus en Pupienus (238) begon de overschaduwing van de denarius door de antoninianus, een dubbele denarius met het gewicht van 1 1/2 denarius.

Circa 250 verdwenen de meeste denarii uit de omloop, al werd de denominatie bij speciale gelegenheden nog aangemunt tot op het einde van de 3e eeuw.

Tijdens de 4e en de 5e eeuw bleef de denarius als rekeneenheid bestaan.

Zo worden alle bedragen in het edict van Diocletianus over de maximumprijzen (301) in denarii uitgedrukt; ook de koers van de munten werd in deze periode in denarii weergegeven. Zo is de zilveren argenteus uit 301, eerst 50 en op het einde van datzelfde jaar 100 denarii waard; Romeinse muntwezen. Rond 500 verschijnt nog de afkorting DN (= denarius) vergezeld van de getallen C ( = 100), L (= 50) of XXV (= 25) op de keerzijden van zilveren munten voor de Vandalen in Noord-Afrika uitgegeven.

2. In de Middeleeuwen en later is denarius de gebruikelijke latijnse vorm voor penning (denier, denar, penny).

v.H.

Lit.: King, C, Denarii and quinarii, A.D. 253-295, In: Scripta Nummaria Romana. Essays presented to H. Sutherland (Ed. R. A. G. Carson en C. Kraay), Londen, 1978, 75-104; Walker, D. R., The metrology of the Roman Silver Coinage (B.A.R. suppl. series 5, 22, 40), 3 delen, Oxford, 1976-1978.


  • Denarius d penny ierland.jpg
  • Denarius dioscuren.jpg
  • Denarius en antoninianus Caracalla.jpg
  • Denarius legioensmunten.jpg
  • Denarius nero.jpg
  • Denarius republiek.jpg