Handelingen

Dantzig

Uit Wiki Munten en papiergeld

Dantzig 2 gulden 1923.jpg

Dantzig, thans Gdansk, havenstad in Polen, die gelegen is aan de Oostzee ten westen van de monding van de Wisla (Weichsel). Dantzig, dat in archivalia uit 997 voor het eerst wordt genoemd, kreeg in 1224 stadsrechten, kwam in 1454 aan de Duitse Orde en werd in 1466 een vrije stad onder Poolse soevereiniteit.

In de 17e eeuw ontwikkelde Dantzig zich tot één van de grootste havensteden en graanmarkten van Europa. Van 1793 tot 1919 maakte de stad deel uit van het koninkrijk Pruisen met een onderbreking gedurende de periode 1807-1814, waarin het een vrije stad was, zij het met een Frans garnizoen. Na de Eerste Wereldoorlog werd Dantzig opnieuw een vrije stad onder toezicht van de Volkenbond. Hitlers eis tot terugkeer leidde in 1939 tot de Tweede Wereldoorlog. Van 1939 tot 1945 was Dantzig Duits, daarna werd het Pools.

Op grond van door de Poolse koning verleende muntrechten uit 1457 en 1530 werden tot 1767 met onderbrekingen overwegend Poolse muntsoorten geslagen. De emissies uit de jaren 1764 tot 1767 na de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) kwamen echter niet meer overeen met de Poolse voorschriften.

In 1801 werden in Dantzig koperen schillingen vervaardigd met het monogram van Friedrich Wilhelm III van Pruisen. Gedurende de periode van 1807 tot 1814 werd wederom stedelijk kleingeld geslagen, waarbij gerekend werd volgens het oude Poolse rekensysteem; 1 reichstaler = 4 Dantziger gulden; 1 gulden = 30groschen; 1 groschen = 3 schilling. Tussen 1814 en 1919 vonden er in de stad geen muntactiviteiten plaats. Na de Eerste Wereldoorlog onderging Dantzig de Duitse inflatie, maar voerde in 1924 de gulden van honderd pfennig in, waarvan er vijfentwintig in het Britse pond gingen. De 25-guldenstukken van 1923 en 1930 komen met de Engelse sovereign overeen.

Er zijn volgens dit systeem twee muntreeksen geslagen van 1 pfennig tot resp. vijf en tien gulden, waarvan de stukken van een halve gulden en hoger aanvankelijk van zilver, later van nikkel werden vervaardigd.

Een deel daarvan is te Utrecht geslagen en is beschreven in J. Schulman, Handboek van de Nederlandsche munten van 1795-1945, Amsterdam 1946, nrs. 1022 t/m 1027 (niet in latere uitgaven).

Na de annexatie van 1939 werd de Dantziger gulden gelijkgesteld aan zeventig reichspfennige (Reichspfennig). Naast papieren inflatiegeld uit de jaren 1914-1923 werden tussen 1924 en 1939 bankbiljetten uitgegeven door de Bank van Dantzig.

W.