Batavia
Uit Wiki Munten en papiergeld
Batavia, naam die Jan Pietersz. Coen in 1619 gaf aan de toen juist veroverde stad Jacatra op Java. Batavia was het bestuurscentrum van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), en later de hoofdstad van Nederlandsch-Indië. Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 werd de naam van de stad Djakarta.
De eerste muntslag voor de VOC te Batavia vond plaats in 1644, toen koperen halve en kwart stuivers werden geslagen, in 1645 gevolgd door zilveren hele, halve en kwart kronen (de kroon had dezelfde waarde als de leeuwendaalder).
Deze beide emissies zijn zonder toestemming uit Nederland tot stand gekomen. De VOC stelde zich namelijk zeer terughoudend op, omdat de Compagnie formeel geen muntrecht bezat.
Dit veranderde in 1743, toen de VOC van de soesoehoenan van Mataram het muntrecht te Batavia ontving.
Op basis hiervan werden er van 1744-1808 incidenteel de gouden Javase dukaat (derham Djawi), De gouden en zilveren Javase ropij, en de koperen duit geslagen. Na de oprichting van de Bataafse Republiek, werd de VOC in 1796 opgeheven en kwamen haar bezittingen aan de staat als de kolonie Bataafs-Indië, later Nederlandsch-Indië.
Omdat er geen duiten meer uit Nederland werden ontvangen, werden er tussen 1796 en 1810 met grote tussenpozen koperen bonken en tinnen duiten uitgegeven.
In 1810 werd Nederland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Engelse troepen uit India bezetten daarop Java in 1811. Dit Britse bestuur duurde tot 1816. In deze periode werden er te Batavia in 1813 tinnen duiten geslagen met het opschrift EIC (East India Company) rond een grote letter V (voor United, verenigde).
Na het vertrek van de Engelsen werden er alleen van 1840-1843 te Batavia munten geslagen: dubbele, enkele en halve duiten met het jaartal 1790 (!), waarop nog steeds het monogram van de VOC voorkwam.
Zie voor het papiergeld: Javasche Bank en gouvernementspapier.
Lit.: Scholten, C , De munten van de Nederlandsche gebiedsdeelen overzee 1601-1948, Amsterdam 1951.