Handelingen

Portugal

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door (gebruikersnaam verwijderd) op 15 jan 2017 om 23:15
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Portugal, republiek in het uiterste zuidwesten van Europa, bestaande uit het midden- en zuidwestelijk deel van het Iberisch schiereiland en de eilandengroepen Azoren en Madeira.

Koning Alfonso VI van León en Castilië (1065-1109) ondernam in zijn strijd tegen de Moren met wisselend succes aanvallen op de Moorse bevelhebbers in Portugal. Bij gebrek aan manlijke opvolgers liet hij zijn onwettige dochter Teresa trouwen met de Bourgondische graaf Hendrik, die hij begiftigde met het graafschap Portucalensis, het gebied dat in naam alles omvatte tussen de Taag en de Douro.

Hendriks zoon, Alfonso I (1128- 1185), slaagde erin het gebied belangrijk uit te breiden en zijn macht te consolideren en nam in 1128 de titel van koning aan. Zijn opvolgers breidden het gebied uit en wisten zich als soevereine vorsten te handhaven. Alfonso III veroverde in 1249 de laatste bolwerken van de Moren in de Algarve, waarmee Portugal grenzen kreeg die later niet meer noemenswaardig zijn gewijzigd.

De Portugese muntslag begint met het koninkrijk. Onder Alfonso I zijn gouden morabatino's of maravedi's geslagen, waarvan de beeldenaars aan de veldslag tegen de Moren bij Ourique (1139) refereren, benevens dinheiro's van biljoen. Op de kz staan de "quinas", vijf kleine schilden, gerangschikt in de vorm van een kruis, die zouden verwijzen naar de vijf bij Ourique verslagen Moorse koningen. Dit motief is in de volgende eeuwen vele malen op munten teruggekeerd en vormt de basis van het Portugese staatswapen. Door de opleving van de economie in de loop van de 14e eeuw kwamen onder Peter I (1357-1367) grotere zilverstukken in omloop: de hele en halve tornez, de Portugese navolging van de Tourse groot.

Onder Alfonso V (1438-1481) onderging het muntstelsel ingrijpende wijzigingen. Hij liet vanaf 1457 de gouden cruzado of alfonso de ouro (3,55 g, 0,958) slaan, zo genoemd naar het woord "cruzatus" (kruis) in het omschrift, dat verwijst naar het kruis van de Heilige George op de kz. Op de vz staat het Portugese wapen. Deze beeldenaars werden gezamenlijk tot in de tweede helft van de 17e eeuw herhaald. Voorts gaf Alfonso V de ceitil uit, het eerste Portugese koperstuk, ter herdenking van de verovering van Ceuta (1415) in Marokko.

Johan II (1481-1495) introduceerde een nog groter goudstuk dan de cruzado, de justo (ca. 7,84, 0,916), die zijn naam ontleent aan de legende JVSTVS VT PALMA FLOREBIT (de Gerechtige zal groeien als een palm) op de vz rond de tronende of staande koning. Op de wapenzijde staat o.a. Johans titel als heer van Guinea, waarmee hij verwees naar het pas verworven bezit in Afrika met de voor de Portugese economie zo belangrijke goudmijnen.

Emanuel I (1495-1521) liet een nog groter goudstuk slaan, de 10 cruzado of português (portugaleser, ca. 35,50 g, 0,990). Het Portugese handelsimperium dat onder Emanuel I zijn hoogtepunt bereikte, begon onder Johan III (1521-1557) af te kalven. De export van edelmetaal voor de betaling van verplichtingen in het buitenland leidde tot binnenlandse tekorten, waardoor nieuwe munten met een lagere intrinsieke waarde werden ingevoerd: de cruzado calvario (3,57 g) en een dubbele zilveren vintém (ca. 4,27 g) met 's konings gekroonde monogram en de waarde in Romeinse cijfers: XXXX (= 40 reis). Sinds 1550 werden grote koperstukken van 10 reis (ca. 22,03 g) geslagen, met op de vz het ge- kroonde wapen en op de kz de waarde X. Op de koperen realen staat op de kz de waarde met de letter R aangegeven.

In 1556 werd weer een nieuw goudstuk uitgegeven, de Sao Vicente (7,65 g) van 2 cruzado of 1000 reis (de milreis, in Nederlands millerees) en halve, beide met op de kz St. Vincentius met palm en schip en de tekst ZELATOR FIDEI VSQVE AD MORTEM (ijveraar voor het geloof tot aan zijn dood), een verwijzing naar de eretitel zelator fidei die door paus Paulus III (1534-1549) aan Johan werd verleend als dank voor zijn steun aan de Inquisitie.

Onder Sebastiaan (1557-1578) ging men over op de machinale vervaardiging van munten en werden deze een enkele maal van een jaartal voorzien; de eerste mechanisch geslagen munt was de engenhoso van 500 realen (ca. 3,82 g, 0,917) met het Portugese wapen, die de halve Sao Vicente verving.

Na de dood van Hendrik I (1578-1580) nam een college van gouverneurs de staatsmacht over, omdat er verscheidene troonpretendenten waren. Op de munten is dat te zien aan de woorden GVBERNATORES PORT. Philips II van Spanje maakte van de verwarring gebruik door Antonio I, die in 1580 tot koning werd uitgeroepen, te verdrijven, waarna Portugal van 1580 tot 1640 onder Spaans bewind kwam te staan. Antonio liet in ballingschap (minderwaardige) munten slaan, o.a. te Gorinchem, om zijn aanspraken op de troon te accentueren.

Onder Spaans gezag werden volgens de muntwet van 1584 drie nieuwe goudstukken van 4, 2 en 1 cruzado (resp. 12,24 g, 6,12 g en 3,06 g, 0,922) van resp. 1600, 800 en 400 reis uitgegeven. Behalve de goudstukken werden de volgende zilverstukken in omloop gebracht: tostao (ca. 11,14 g) en halve tostao van 100 en 50 reis, vintém en een nieuwe munt van 4 vintém (ca. 8,90 g). Gedurende de opeenvolgende Spaanse koningen Philips II, III en IV (resp. Philips I, II en III van Portugal) aan wie op de Portugese munten geen rangnummer werd gegeven, waardoor de datering uit jaartallen en variaties in de beeldenaars moet worden afgeleid, veranderde deze muntenreeks niet. Wel wordt het gehalte van diverse zilveren munten enige keren verlaagd en de waarde door middel van een klop verhoogd.

In 1640 maakte een opstand aan de Spaanse overheersing een einde en wordt Johan, hertog van Braganca, als Johan IV koning van Portugal. Hij voerde een nieuw zilverstuk in, de cruzado novo (22,94 g) van 400 reis. Onder hem en zijn opvolger Alfonso V werden enige malen gewicht en waarde van de munten gewijzigd of door middel van kloppen opgewaardeerd. Tegen het einde van zijn regeringsperiode is de financiële positie van Portugal aanzienlijk verbeterd.

Na de Vrede van Utrecht (1713), die een einde maakte aan de Spaanse Successieoorlog, begonnen aanzienlijke hoeveelheden edelmetaal uit Minas Gerães in Brazilië naar Portugal te vloeien. Overigens werd sedert 1694 ook in Brazilië zelf gemunt, uiteraard op naam van de Portugese koningen, maar veelal met andere denominaties en afbeeldingen. In 1722 introduceerde Johan V (1706-1750) een nieuw muntsysteem met aanzienlijk hogere nominale waarden, gebaseerd op de gouden escudo (= 1600 reis, 3,58 g, 0,917) en werden er goudstukken geslagen van 8, 4, 2, 1 en ½ escudo, waarvan het 4-escudostuk (14,34 g, 8400 reis), ook bekend als peça en johannis, grote verbreiding kreeg. Het zilver, waarvan minder werd ingevoerd, werd in 1734 en 1747 opgewaardeerd, waarbij de cruzado novo wel zijn waarde van 480 reis behield, maar verder aan gewicht verloor (1688: 17,31 g; 1747: 14,68 g).

Onder de gezamenlijke regering van Maria en Peter III (1777-1786) trad een stabilisering in en werd alleen op de gouden munten de beeldenaar van de vz aan de nieuwe situatie aangepast. Toen Maria, die sinds 1786 alleen regeerde, daartoe niet meer in staat was, werd haar zoon Johan regent en hij liet in die hoedanigheid munten slaan. Ondanks de stabilisering noopte de zwakke financiële positie de Staat in 1797 schatkistbiljetten uit te geven.

Tijdens de Franse invasie in 1807 werd Johan verdreven; hij zocht zijn toevlucht in Brazilië. Hij bleef daar, ook toen hij in 1816 koning was geworden. Met het oog op het groeiende zelfstandigheidsstreven in Brazilië voerde hij sinds 1817 de titel van Koning van Portugal en Brazilië. Als gevolg van de liberale revolutie in Portugal was hij gedwongen in 1821 terug te keren naar Portugal en zijn zoon Peter als regent achter te laten in Brazilië. Deze moest in 1822 de onafhankelijkheid uitroepen en werd keizer van Brazilië.

In 1822 werd de Bank van Lissabon opgericht in een poging de financiële situatie te verbeteren, gevolgd door de oprichting van een tweede emissiebank, de Confiança Nacional. Beide gaven bankbiljetten uit. Na de dood van Johan VI in 1826 brak er een burgeroorlog uit tussen absolutisten onder leiding van Johans broer, prins Miguel, en liberalen, waarin Peter van Brazilië, die in 1831 van het keizerschap in de voormalige kolonie afstand had gedaan, met succes ten gunste van de liberalen intervenieerde. Kort na zijn overwinning in 1834 overleed Peter IV en volgde zijn dochter Maria II (1834-1853) hem op.

Tijdens de burgeroorlog zijn oude biljetten uit 1798, 1799 en 1805 van opdrukken voorzien en in omloop gebracht. Er zijn opdrukken van de beide rivaliserende partijen met de tekst D.PEDRO IV. 1826 en D.MIGUEL 1.1828.

Door de grote leningen van de Staat konden de beide emissiebanken al gauw hun biljetten niet meer inwisselen, waardoor het steeds moeilijker werd ze door de bevolking geaccepteerd te krijgen.

Voorlopig bleef in Portugal het muntsysteem onveranderd, totdat onder Maria II in 1835 decimalisering plaatsvond en nieuwe munten werden uitgegeven. De reeks is gebaseerd op de milreis = 1000 reis en bestaat uit goudstukken van 5000 en 2500 reis, zilveren munten van 1000 en 500 reis, zilveren hele en halve tostao's van 200 en 100 reis en koperstukken van 20, 10 en 5 reis. De zilveren milreis was hoofdmunt, woog 29,6 g en kwam daarmee overeen met rijksdaalders, 5-francstukken, enz. Op de zilveren en gouden munten stond op de vz het portret van de koningin en op de kz het gedrapeerde en gekroonde koninkrijkswapen; op het kopergeld stond op de vz het wapen en op de kz de waarde in Romeinse cijfers.

Om de bevolking te dwingen de bankbiljetten van de Bank van Lissabon en de Confiança Nacional toch te accepteren verklaarde de Staat ze in 1846 tot wettig betaalmiddel. Voorts besloot de Staat de beide banken samen te voegen tot de Bank van Portugal (Banco de Portugal) die voortaan de enige emissiebank was in het werkgebied Lissabon. De bank gaf biljetten uit van 1200 en 2400 reis en van 10, 20, 50 en 100 milreis (1 milreis = 1000 reis). Ze kon een groot deel van de oude biljetten inwisselen, maar toen de Staat in de jaren vijftig wederom grote bedragen opnam, ontstonden er opnieuw moeilijkheden. Ondanks de concurrentie van emissiebanken buiten Lissabon (o.a. de Banco Nacional Ultramarino die zich later uitsluitend op de koloniën richtte) wist de Bank van Portugal zich toch te handhaven.

Onder Lodewijk I (1861-1889) kwam 's konings portret ook op de vz van de koperstukken te staan. Tijdens de economische crisis in 1890-91 was de Staat genoodzaakt tegen dwangkoers muntbiljetten uit te geven van 500 reis en 1, 2½, 5, 10, 20, 50 en 100 milreis. Tekorten aan kleingeld werden opgevangen met muntbiljetten van 50 en 100 reis van de Casa da Moeda. Ook werd op enkele plaatsen noodgeld uitgegeven (o.a. in Oporto). Na langdurige onderhandelingen lukte het de regering in 1891 de op Portugal gerichte emissiebanken te sluiten en de Bank van Portugal het alleenrecht voor Portugal te geven. De biljetten van de andere banken zouden binnen vijftien jaar moeten zijn ingetrokken. Onder Karel 1 (1889-1908) werden de muntbiljetten vanaf 1900 door nikkelen munten van 100 en 50 reis vervangen (wapen/waardetype).

Rond het jaar 1900 raakte de monarchie door allerlei politieke en financiële verwikkelingen in diskrediet. In 1910 werd er een speciale zilveren escudo uitgegeven, die het einde van de Napoleontische overheersing van het Iberisch schiereiland in 1810 herdenkt. In datzelfde jaar 1910 werd de republiek uitgeroepen.

Met de munthervorming van 22 mei 1911 werd de milreis vervangen door de escudo: 1 milreis = 1 escudo = 100 centavo. Opnieuw werden er bankbiljetten tegen dwangkoers uitgegeven (50 centavo, 1, 2½, 5, 10, 20, 50, 100, 500 en 1000 escudo). Pas in 1912 werd begonnen met de uitgifte van nieuwe circulatiemunten van 10, 20 en 50 centavo en 1 escudo, geslagen in de periode 1912-1916. In 1914 werd een escudo uitgegeven ter herdenking van de revolutie van 5 oktober 1910.

In 1917 werden alle zilveren munten ingetrokken en vervangen door muntbiljetten van 5 en 10 centavo, in 1922 aangevuld met een biljet van 20 centavo. Voorts werden er van 1917-1923 muntjes van 1, 2, 4 en 5 centavo uitgegeven. Desondanks kon de behoefte aan kleingeld niet worden gedekt, waardoor ook lagere overheden, instellingen en particulieren noodgeld gingen uitgeven. In 1924 werd begonnen met de uitgifte van een reeks munten van 5, 10, 20 en 50 centavo en 1 escudo die een voorlopig karakter bleek te hebben.

Na de staatsgreep van 1926, die tot de dictatuur van Salazar leidde, werd in 1927 een munthervorming doorgevoerd, waarbij de escudo op 1/20 van de vooroorlogse waarde werd gestabiliseerd. Er werden nieuwe munten uitgegeven: in 1927 koper-nikkelen 1 escudo- en 50 centavo-munten waarop de beeldenaars uit 1912-1916 (kop Vrijheid/waarde) werden herhaald, en in 1928 zilveren 10 escudo ter herdenking van de slag bij Ourique in 1139. Vervolgens werden sinds 1932 zilverstukken van 10, 5 en 2½ escudo in omloop gebracht met daarop een galjoen en een moderne uitvoering van het staatswapen. Toen er in 1933 voldoende munten in circulatie waren, werden de bankbiljetten van 50 centavo tot 10 escudo ingetrokken. De munthervorming van 1927 werd in 1953 herdacht met een zilveren 20 escudo.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de aanmuntingen gewoon doorgegaan, afgezien van de nieuwe typen 20- en 10-centavomunten van 1942 (maar nog wel in duur brons uitgevoerd). Na de oorlog is de muntenreeks regelmatig aangepast aan de invloeden van de inflatie en zijn er veelvuldig nieuwe beeldenaars gebruikt. Deze inflatie is mede in de hand gewerkt door gewapend optreden in en vervolgens het verlies van de koloniën en door binnenlandse politieke instabiliteit.

In 1954 werd het gehalte van de zilveren 10 escudo verlaagd van 0,835 naar 0,680; de laatste aanmunting in zilver vond in 1955 plaats (behalve de herdenkingsemissie van 1960), sinds 1971 worden koper-nikkellegeringen gebruikt. In 1963 zijn de zilveren 5 en 2½ escudo door nikkelen munten vervangen. In aansluiting daarop zijn in 1969 nieuwe typen voor de lagere waarden ingevoerd. In 1977 werd er een munt van 25 escudo aan de circulatiereeks toegevoegd met de tekst LIBERDADE DEMOCRACIA die verwijst naar het herstel van de democratie in 1974. Munten in centavowaarden zijn in 1979 voor het laatst geslagen. Vervolgens is een hele nieuwe muntenreeks van wisselend type en in diverse metalen opgebouwd met hogere waarden tot 200 escudo. De laatste bankbiljettenreeks was opgebouwd volgens het 1-2-5-systeem en bestond uit coupures van 50, 100, 500, 1000, 2000, 5000 en 10.000 escudo.

Een speciale emissie zilverstukken van 5, 10 en 25 escudo uit 1960 herdenkt de 500-jarige sterfdag van prins Hendrik de Zeevaarder (1394- 1460), een zilveren 20 escudo de opening van de Salazar-brug in 1966. Sindsdien zijn veel speciale gelegenheidsmunten uitgegeven. Zo is in 1976 de omwenteling van 25 april 1974, die een eind heeft gemaakt aan het bewind van Salazar, herdacht met zilverstukken van 100 en 250 escudo; verzamelaarsmunten.

In 2002 ging Portugal over op de euro. Muntheren:

Graven:
Hendrik van Bourgondië 1095-1112
Alfonso (= koning Alfonso I) 1112-1128
Koningen:
Bourgondische (Capetingische) Huis
Alfonso I 1128-1185
Sancho l 1185-1211
Alfonso II 1211-1223
SanchoII 1223-1248
Alfonso III 1248-1279
Dionysius(Dinis) 1279-1325
Alfonso IV 1325-1357
Peter I 1357-1367
Ferdinand 1367-1385
Huis Avis
Johan I 1385-1433
Eduard (Duarte) 1433-1438
Alfonso V 1438-1481
Johan II 1481-1495
Emanuel I (Manoel) 1495-1521
Johan III 1521-1557
Sebastiaan 1557-1578
Hendrik 1578-1580
Spaanse overheersing
Philips I (= II) 1580-1598
Philips II (=III) 1598-1621
Philips III (= IV) 1621-1640
Huis Bragança
Johan IV 1640-1656
Alfonso VI 1656-1683
Peter II 1683-1706
Johan V 1707-1750
Jozef 1750-1777
Maria I 1777-1816
Johan VI 1816-1826
Miguel 1828-1834
Maria II da Gloria 1834-1853
Peter V* 1853-1861
Lodewijk 1861-1889
Karel 1889-1908
Emanuel II (Manoel) 1908-1910
*Als Peter III geldt de gemaal van Maria I,
als Peter IV keizer Peter I van Brazilië.

W.

Lit.:

Bank van Portugal, O papelmoeda em Portugal, Lissabon 1985;

Ferraro Vaz, J., en J. Salgado, Livro das moedas de Portugal - Book of the coins of Portugal, Braga 1987;

Gomes, A., Moedas portuguesas, 1128-1988, Lissabon 1987.

  • Portugal 250 escudo 1984.jpg
  • Portugal 4 centavos 1919.jpg
  • Portugal cruzado 1438 1481.jpg
  • Portugal don antonio gorinchem.jpg
  • Portugal johan II sao vicente.jpg