Nobel
Uit Wiki Munten en papiergeld
nobel, Latijn: nummus nobilis aureus, voortreffelijke gouden munt, Eng.: noble; hoogwaardige Engelse gouden munt, ingevoerd in 1344 door Eduard III (1327-1377) met een gehalte van 0,995 (23 7/8 karaat) en een gewicht van 8,86 g, weldra verlaagd tot 7,78 g in 1351 en met een koers van 2/3£.
De beeldenaar herinnert aan Eduards overwinning op de Fransen in de zeeslag bij Sluis (1340). Op vz de gekroonde koning met wapenschild en getrokken zwaard, staande in een schip (vandaar Du. Schiffsnobel en Russisch korabelnik, uit korabl = schip). Op kz een gebloemd kruis binnen een veelpas en gekantonneerd met heraldische motieven. Als muntspreu treft men aan: IHESVS AVTEM TRANSIENS PER MEDIVM ILLORVM IBAT. Behalve hele werden ook halve en - met wapenschild i.p.v. schip - kwart nobels geslagen.
Met de gewichtsverlaging tot 7,00 g van 1412 werd een lichtere nobel ingevoerd; henricus nobel. Onder Eduard IV werd in 1465 de nobel vervangen door een gewijzigd type, in Engeland ryal, in de Nederlanden rozenobel genoemd.
De Engelse nobel vond veel verbreiding in de Nederlanden en werd daar sinds 1388 veelvuldig geïmiteerd. O.a. in Vlaanderen door Philips de Stoute (1388-1404), Jan zonder Vrees (1404-1419) en Philips de Goede (1419-1467); in Gelre door Willem I (1377-1402). In 1487 werd een Bourgondische nobel (7,41 g, 0,99) uitgegeven die alleen in Dordrecht is geslagen en in 1488 een halve nobel (schuitken).
In het laatste kwart van de 16e eeuw zijn talrijke imitaties van de nobel uitgegeven door verschillende gewesten en steden, het eerst door Gent in 1581 (Vlaamse nobel). Ook zijn in die periode veel nauwelijks van de 15e-eeuwse originelen te onderscheiden nabootsingen in omloop gebracht. De Engelse nobel en zijn imitaties waren ruimschoots vertegenwoordigd in de muntvondst Serooskerke (1966).
G.
Lit.:
Gelder, H. Enno van, Muntvondst Serooskerke, JMP (1965/66) 127-205, spec. 135 en 167-168;
Ives, H.E., Foreign imitations of the English noble, New York 1941.