Velddaalder

velddaalder, uit Du. Feldtaler, oorspronkelijk de benaming voor de sinds de eerste helft van de 16e eeuw tijdens veldtochten in Duitsland uit voorhanden of buitgemaakt zilver op de voet van de Duitse taler (daalder) provisorisch geslagen noodmunt om de huurtroepen te kunnen betalen; vervolgens ook in gebruik geraakt voor in belegerde steden geslagen nooddaalders om soldij of opgelegde schattingen te betalen, in het bijzonder voor Nederlandse noodmunten uit de Tachtigjarige Oorlog die geslagen zijn op het gehalte en het gewicht van de met de Duitse rijksdaalder overeenkomende Bourgondische rijksdaalder of kruisdaalder.

Het was de bedoeling, dat de velddaalder ook na de oorlog als volwaardige munt kon blijven circuleren; noodgeld, [Deventer]], Gulik, Haarlem, Middelburg, Zierikzee.

W.

Lit.:

Gelder, H.E. van, De Nederlandse noodmunten van de Tachtigjarige Oorlog, 's-Gravenhage 1955.