Handelingen

Jaggernaikpoeram

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door (gebruikersnaam verwijderd) op 15 jan 2017 om 23:03
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
VOC, Jaggernaikpoeram, roepie, AH 1206/reg.j. 29 = 1791/92 AD, zilver.

Jaggernaikpoeram, buurtschap nabij de stad Kakinada aan de oostkust van India dat de VOC in 1734 in eigendom ontving van de plaatselijke machthebber, de nawab van Rajamoendri.

Wegens groot gebrek aan de lokaal gangbare daboes verkreeg de VOC in 1752 een octrooi voor het oprichten van een munthuis te Jaggernaikpoeram.

Aanvankelijk werden er uitsluitend koperen daboesen geslagen die, door hun verwantschap met de door de Engelsen o.a. te Masoelipatam vervaardigde daboesen, vooralsnog niet zijn teruggevonden of als zodanig herkend. Eerst in 1758 wordt vermeld dat een klein aantal ducatons is vermunt tot roepies. Geen melding wordt gemaakt dat er ooit gouden munten te Jaggernaikpoeram zijn geslagen, hoewel het verleende octrooi dit toeliet.

Met kortere of langere onderbreking zijn, tot niet zo lang voor de overgave aan de Engelsen in 1795, door de Nederlanders de zilveren roepie van het inlandse type op naam van de Mogolkeizer Alamgir II (1754-1759) geslagen.

Met uitzondering van de eerste - nog niet teruggevonden - roepies van 1758 zijn alle bekende exemplaren (periode 1770-1791) postuum geslagen op naam van de Mogolkeizer Alamgir II, in navolging van de door de Engelsen geslagen Arcot-roepies op naam van dezelfde keizer met het gefixeerde regeringsjaar 6. De muntplaatsaanduiding op de roepies is Jagannathpoer, de inlandse naam die door de Europeanen op het gehoor is verbasterd tot Jaggernaikpoeram.

Het gewicht van de roepie varieert van 11,15 tot 11,31 g. Van de laatst bekende emissie, AH 1206/ regeringsjaar 29 (1791/1792), is tevens een ½ roepie bekend.

Lit.:

Stapel, W.F., Corpus Diplomaticum Neerlando-Indicum, deel V, 1726-1752, 's-Gravenhage 1938;

Groot, P., Selections from the Dutch records of the Madras Government, Dutch Records No. 15, Madras 1911;

Scholten, C , Munten der Vereenigde Oostindische Compagnie. II, JMP (1935) 46-48.