Nicaragua
Uit Wiki Munten en papiergeld
Nicaragua, republiek in Midden-Amerika. Het gebied werd ontdekt tijdens Columbus' vierde tocht en in 1522 verder verkend door Gil Gonzalez de Avita, die het land zijn naam gaf naar een Indiaans stamhoofd, Nicarao, die de Spaanse heerschappij erkende.
In 1823 scheidde Nicaragua zich af van Mexico. Tot 1838 maakte het deel uit van de Verenigde Staten van Midden-Amerika, daarna was het een onafhankelijke staat. Aanvankelijk was het Spaans-koloniale geld er wettig betaalmiddel: 1 escudo = 16 reales. Onder de Verenigde Staten van Midden-Amerika vond gezamenlijke muntslag plaats; in 1825 zijn in León stukken van 2 realen geslagen.
De muntslag van de onafhankelijke staat begon eerst in 1878 (1 peso = 100 centavos). Er werden munten van 1,5, 10 en 20 centavos geslagen. Papiergeld werd aanvankelijk door de Staat uitgegeven, sinds 1882 ook door handelsbanken (o.a. Banco Agricola-Mercantil). In 1887 werd de Banco de Nicaragua opgericht die het alleenrecht kreeg papiergeld in circulatie te geven.
Door de revolutie van 1893 was de Staat in september 1894 gedwongen opnieuw papiergeld in omloop te brengen (op naam van de Tesoro Nacional). Revolutionaire strijdkrachten in León brachten in 1896 biljetten van 1 en 5 peso(s) van de Banco Agricola-Mercantil in omloop die voorzien waren van de opdruk "Tesoreria General".
Teneinde de monetaire situatie te stabiliseren en de geldcirculatie te saneren, vond in 1912 een munthervorming plaats: 1 córdoba = 100 centavos; 12½ pesos = 1 córdoba. Er werden nieuwe munten uitgegeven van ½, 1, 5, 10, 25 en 50 centavos en 1 córdoba; de laatste is alleen in 1912 in een zeer kleine oplage geslagen. Als gevolg van inflatie werden de ½ centavo in 1937 en de 1 centavo in 1943 voor het laatst geslagen.
In 1980 werd de muntenreeks aangevuld met een stuk van 5 córdobas en in 1987, als gevolg van hyperinflatie, met een munt van 500 córdobas.
De uitgifte van papiergeld werd in 1912 overgenomen door de Banco Nacional de Nicaragua, waarvan de naam in 1962 werd gewijzigd in Banco Central de Nicaragua. Aanvankelijk werden biljetten van 10, 25 en 50 centavos en van 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 córdobas uitgegeven. Ook hier vielen als gevolg van inflatie de lage waarden weg en kwamen er in 1979 biljetten van 500 en 1000 córdobas bij.
Het land heeft vanaf 1975 zilveren en gouden verzamelaarsmunten uitgegeven, in waarde oplopend van 20 tot 10.000 córdobas.
W.
Lit.:
Stickney, B., en A.F. Almanzar, The coinage and paper money of Nicaragua, San Antonio, Texas.