Muntbalans
Uit Wiki Munten en papiergeld
muntbalans, toestel voor het wegen van munten. Er zijn twee hoofdgroepen muntbalansen te onderscheiden, te weten gelijkarmige en ongelijkarmige. Binnen deze beide hoofdgroepen zijn er boven- en onderarmige balansen, d.w.z. balansen waarbij de scha(a)l(en) boven of op de arm(en) is (zijn) aangebracht of eronder. Ook zijn er balansen, die met de hand worden opgehouden of die op de hoek van een tafel geplaatst moeten worden om de weegschalen de vrije ruimte te geven, terwijl andere balansen zonder meer op een tafel geplaatst kunnen worden.
De gelijkarmige muntbalansen hebben ter weerszijden van het draaipunt twee armen van gelijke lengte en gelijk gewicht waarop of waaraan twee schaaltjes zijn aangebracht waarop resp. een munt en het (de) daarbij behorende gewicht(en) kunnen worden gelegd. Gelijkarmige muntbalansen werden tot in het midden van de 18e eeuw van ijzer gemaakt, daarna ook van messing of een heel enkele keer zelfs van zilver. Vaak maken zij deel uit van een muntgewichtdoos.
Er zijn verscheidene types ongelijkarmige muntbalansen te onderscheiden die echter alle op het volgende principe berusten: lengte arm x gewicht van de munt = contragewicht. Aan de ene kant van het draaipunt zit een vast of beweegbaar contragewicht, terwijl aan de andere kant ervan een arm zit waarop of waaraan de munt(en) kan (kunnen) worden gelegd of gehangen. Een veel gebruikte ongelijkarmige muntbalans is die van het unstertype met een beweegbaar contragewicht dat bestaat uit een balk met inkepingen waarin een loopgewicht kan worden gehangen. Bij elke inkeping behoort een waarde van de desbetreffende munt, in de Nederlanden in stuivers of patards aangegeven.
Aan de arm hangt een schaaltje waarop een munt kan worden gelegd of waaraan een klem of knip is bevestigd waarin de te wegen munt kan worden vastgezet. De laatste variant werd in de Noordelijke Nederlanden wel "knipwaag" genoemd. Dergelijke unsters bestonden al in de Romeinse tijd en waren van ijzer, brons of messing vervaardigd. Een ander type ongelijkarmige balans is de wipbalans met een vast contragewicht.
Voor de eerste Westeuropese toepassing kreeg H.D.L. Ellinckhuijsen te Rotterdam in 1829 een koninklijk octrooi. Op drie ligplaatsen in de platte arm kan resp. een gouden tien- of vijfguldenstuk of een zilveren kwartje worden gelegd. In de ligplaatsen bevinden zich gleuven waarin de desbetreffende muntsoorten precies passen, waardoor diameter en dikte gecontroleerd kunnen worden en die naast het gewicht extra middelen vormen om de echtheid van die muntsoorten vast te stellen. De wipbalans is vrij spoedig in vele landen nagevolgd voor het wegen van lokale muntsoorten.
Onder de navolgingen zijn vele varianten, o.a. één met een platte arm met gleuven waarin de munten rechtop geplaatst kunnen worden. Deze navolgingen werden van messing, brons, nikkel, koper-nikkel of ijzer gemaakt, terwijl de in Arabische streken gefabriceerde wipbalansen in de vorm van een rechtopstaand kruis van hout, been of ivoor zijn gemaakt.
Zowel bij gelijk- als bij ongelijkarmige muntbalansen wordt het goede gewicht van de munt(en) aangegeven wanneer beide armen in evenwicht of "in balans" zijn; vóór de 19e eeuw ging het er vooral om door snoeïng of slijtage te lichte munten op te sporen waarvoor dan bijbetaling werd verlangd.
Sinds de 19e eeuw ging het erom valse munten van echte te onderscheiden, hetgeen door de verbeterde techniek van vervalsen moeilijker was geworden. Dit verklaart tevens waarom in de 19e eeuw andere typen balansen populair werden.
W.
Lit.: Houben, G.M.M., The weighing of money, Zwolle 1982; Wittop Koning, D.A., en G.M.M. Houben, 2000 jaar gewichten in de Nederlanden, Lochem 1980.