Handelingen

Ontwerpers

Uit Wiki Munten en papiergeld

ontwerpers, van Belgische, Luxemburgse en Nederlandse biljetten en munten van vóór de invoering van de euro in circulatie zijn gebracht, wordt in het eerste deel per munt er biljet de belangrijkste ontwerper vermeld, voor zover een ontwerper uit de bestaande literatuur bekend is, zo niet: het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de vervaardiging. Andere medewerkers, zoals graveurs zijn, behoudens enkele uitzonderingen, niet opgenomen. Naar Ontwerpers per biljet en per munttype >>

Het tweede deel bevat het alfabetische overzicht van alle ontwerpers. Als vz en kz door verschillende personen ontworpen zijn, wordt eerst de ontwerper (of de ontwerpers) van de vz vermeld en daarna die van de kz, gescheiden door een schuine streep. Bijvoorbeeld: de vz van de 1000 frank (1997) is ontworpen door K. Ponsaers en V. Boland gezamenlijk, en de kz door K. Ponsaers en N. Paquot. Dit wordt in de lijst var coupures en denominaties weergegeven als: Ponsaers, Boland/Ponsaers, Paquot. Soms wordt een deel (of de gehele) realisatie van het ontwerp niet door de ontwerper zelf uitgevoerd. Vooral in het laatste kwart van de 20e eeuw werd dat standaard. Bij de realisatie worden dan aparte graveur; betrokken, waarvan de namen soms op het biljet of de munt vermek worden. Vroege voorbeelden zijn de ontwerpen van Louis Royer voor de portretmunten van Willem I (laatste portret) en Willem II. Zijn naam als ontwerper komt zelfs niet op de munten voor, wel die van de graveur: Schouberg en Van der Kellen jr. die van het ontwerp een muntstempel maakten en die ook de keerzijdestempels verzorgden.

Enkele moderne voorbeelden van samenwerking tussen ontwerpers en graveurs zijn het hierboven genoemde biljet van 1000 frank (1997), opgedragen aan de Vlaamse schilder Constant Permeke. Het portret van Permeke op de vz is gegraveerd door P. Vouez. Daarom komt haar naam voor op de vz als de graveur: R VOUEZ SCULP. De namen van de ontwerpers zijn eveneens vermeld: K. PONSAERS V. BOLAND INV. Een tweede modern voorbeeld is Willem Vis die de portretten modelleerde voor de 50 gulden 1991 (ontwerp Van Zoetendaal) en 10 gulden 1995 (ontwerp Drupsteen). Zijn naam komt echter niet voor op beide munten. Het onderscheid tussen de ontwerpers en andere medewerkers blijkt bijvoorbeeld uit het ontwerp van de vz van het biljet van 10.000 frank 1992. Als de ontwerpers worden volgens de officiële bronnen aangeduid: Monique Golaire en Kenneth Ponsaers, beiden tekenaars in dienst van de Nationale Bank van België. De portretten die deel uitmaken van het ontwerp, zijn gegraveerd door Czeslaw Slania, aan de hand van een portret van de schilderes Anne Velghe. Ten slotte is het gehele project begeleid door de graveur Maurice Pasternak. Omdat alleen Ponsaers en Golaire aan te merken zijn als de geestelijke eigenaars van het gehele ontwerp, worden alleen zij op het biljet aangeduid als de ontwerpers en komen alleen zij dus voor in deze lijst van ontwerpers. Kleine wijzigingen die het karakter van het ontwerp niet aantasten, zijn hier niet apart opgenomen, zoals het Nederlandse bankbiljet van 10 gulden 1922, dat een hervatting is van de emissie van 1904.

Van sommige biljetten of munten is niet de individuele ontwerper bekend, maar wel de firma die voor het ontwerp verantwoordelijk was. In dat geval is de firmanaam gebruikt. Voor de datering is in eerste instantie gekozen voor de datum op de munt of het biljet, dus voor de informatie die van het voorwerp zelf af te lezen valt. Dit is vaak niet de emissiedatum. De zilveren guldens van Juliana bijvoorbeeld, dragen als eerste jaartal 1954, terwijl ze pas in 1956 in omloop werden gebracht. Nog groter was het verschil bij de inhuldigingsmunten van Wilhelmina, behorende tot het zogeheten kroningstype. Deze munten dragen het jaartal 1898, maar het tientje verscheen pas eind 1901 en de rijksdaalder in 1902. Als een datum ontbreekt, is gekozen voor het officiële besluit de munt of het biljet in omloop te brengen.

Ten slotte zijn er biljetten met twee data. Als voorbeeld de Luxemburgse bon de caisse van 100 frank, uitgegeven volgens het ministeriële besluit van 10 januari 1927. Op het biljet staan vermeld: de datum van de wet (28-11-1914) en die van het groothertogelijk besluit (11-121918). In dit geval is gekozen voor die laatste datum. Niet in omloop gebrachte munten en biljetten zijn niet in deze lijst opgenomen, dus ook niet de namen van de betrokken ontwerpers, behalve als het gaat om ontwerpers die ander werk wel gerealiseerd hebben gezien. De Belgische frank wordt vaak kortweg als frank aangeduid als dat niet tot verwarring kan leiden.

De Belgische munten in ecu's zijn opgenomen Voor zover ze de status van wettig betaalmiddel hebben. Voor de eenheden van de waardeaanduiding is, conform het moderne Nederlandse taalgebruik, steeds het enkelvoud gehanteerd. Voor de volledigheid is het misschien zinvol te vermelden dat het officiële meervoud van belga in 1943 veranderde van belga in belgas. De biljetten van de Algemeene Nederlandsche Maatschappij/Société Générale in guldens zijn vanwege de continuïteit opgenomen onder België.

Bijzondere dank gaat uit naar drs. E. van der Kam, De Nederlandsche Bank NV (DNB), die op basis van zijn onderzoek de lijst van de ontwerpers van de Nederlandse muntbiljetten en zilverbons samenstelde, naar ir. Stefan De Lombaert, die veel gegevens betreffende de Belgische en Luxemburgse emissies leverde, naar J.J. Grolle (DNB) die zijn bankbiljettenbestand ter beschikking stelde, naar Didier Vanoverbeek van de Koninklijke Munt te Brussel en dr. Eva Wuijts van het Museum voor Geld en de Geschiedenis van de Nationale Bank van België, voor de steun die ik van hen beiden ontving en voor de vele aanvullingen, zoals inzage in nog niet uitgegeven publicaties, naar drs. Marcel L.F. van der Beek en dr. Albert A.J. Scheffers van het toenmalige Het Nederlands Muntmuseum die ongepubliceerde gegevens uit het archief van de Munt beschikbaar stelden, en ten slotte naar alle auteurs van deze encyclopedie die mij, zoals gebruikelijk, ruimhartig bij de samenstelling hebben geholpen.

Bert van Beek, april 2002/augustus 2016.


Lit.:


Beek, M.L.F, van der, De muntslag ten tijde van Koning Willem I, Utrecht 1997;


idem, De muntslag ten tijde van Koning Willem II, Utrecht 1999;


Bolten, J., Het Nederlandse bankbiljet en zijn vormgeving, Amsterdam 1987;


idem, Het Nederlandse bankbiljet 1814-2002, Amsterdam 1999;


Gispen, A., Belgische munten onder de loep, Zonhoven 1989;


Grolle, J.J., Geschiedenis van het Nederlandse bankbiljet, Bussum 1991;


Logie, C, e.a., Het vorstenportret op munt en biljet 1830-1991, Brussel 1991;


idem, Van muntslag tot muntschat, Brussel 1985;


idem, eindredactie, Geld van de koning-koopman, munten en biljetten van Willem I 1815-1830, Brussel 1997;


Keymeulen, A. van, en Y. Suetens, Munten en eretekens van het koninkrijk België 1831-1976, Brussel 1977;


Nationale Bank van België, De fraaie frank, Brussel 1989;


Philippen, J., Luister van de Belgische munten, Diest 1979;


Probst, R., en S. Ungeheuer, Prifix, Catalogue illustré des monnaies Luxembourgeoises, Luxemburg 1998;


Schulman, J., Nederlandse munten 1795-1975, Amsterdam 1975;


Vanoverbeek, D., De Belgische frank, encyclopedie van de Belgische circulatiemunten 1832-2002, deel 1, 1832-1980, Brussel 1999;


Weiller, R., Cent ans d'art de la médaille au Grand-Duché de Luxembourg, Luxemburg 1991;


idem, Cent vingt-cinq ans de papier-monnaie Luxembourgeois, Luxemburg 1981;


idem, Les monnaies Luxembourgeoises, Louvain-la-Neuve 1977.