Handelingen

Overijssel

Uit Wiki Munten en papiergeld

The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

Overijssel, sinds het midden van de 15e eeuw onder die naam bekend, maar voordien meestal Oversticht genoemd. Doordat het gebied veel machthebbers heeft gekend, is er door een aanzienlijk aantal muntheren gemunt, te weten:

1.Duitse koningen en keizers.

Na het uiteenvallen van het Frankische Rijk sinds de dood van Lotharius (Karolingische muntslag) kwam het gebied in de loop van de 9e eeuw onder het gezag van de Duitse koningen (na hun kroning te Rome: keizers), die sinds het einde van de 10e eeuw te Deventer zilveren penningen lieten slaan, die meestal zo slordig zijn geslagen, dat de beeldenaars doorgaans slechts gedeeltelijk zichtbaar zijn. De voorstellingen zijn sterk gestileerd.

Gemunt hebben:

Otto III (983-1002, keizer 996);

Hendrik II (1002-1024, keizer 1014);

Koenraad II (1024-1039, keizer 1027).

Van Koenraads opvolger Hendrik III(1039-1056, keizer 1046) zijn geen te Deventer geslagen penningen bekend. Toen hij in 1046 Deventer aan de bisschop van Utrecht schonk, eindigde formeel de koninklijk-keizerlijke muntslag.

2. Bisschoppen van Utrecht.

Door schenkingen van keizer Hendrik IIIaan bisschop Bernold (1027-1054) kwam Overijssel grotendeels onder wereldlijk (grafelijk) gezag van de Utrechtse bisschoppen. In de loop van de 11e eeuw werd dit gezag voor geheel Overijssel een feit. Door de meeste bisschoppen is zowel in het Oversticht als in het Nedersticht gemunt. In Overijssel deden dit:

muntheren Muntplaatsen
D = Deventer,
H = Hasselt (Ov), K = Kampen,
V = Vollenhove, Z = Zwolle
Bernold 1027-1054 D
Koenraad 1076-1099 D
Andries (van Cuyck) 1127-1149 D
Godfried van Rhenen 1156-1178 D
Diederik van Ahr 1198-1212 D
Otto van der Lippe 1216-1227 D
Wilbrand van Oldenburg 1227-1233 D
Hendrik van Vianden 1249-1267 D
Jan van Nassau 1267-1282 Z
Jan van Diest (?) 1322-1341 V
Jan van Arkel 1342-1364 D
Jan van Verneburg 1364-1371 D, V
Arnold van Hoorne 1371-1378 K
Floris van Wevelinghoven 1379-1393 D
Frederik van Blankenheim 1393-1423 D, H

De te Deventer geslagen munten van David van Bourgondië (1456-1496) moeten als stedelijke munten worden beschouwd.

Voor de monetaire geschiedenis van het bisdom Utrecht: Utrecht, bisdom.

3. Hertogen van Gelre.

De macht over het Oversticht werd voortdurend bewist door de graven, later hertogen, van Gelre enerzijds en de Utrechtse bisschoppen anderzijds, waardoor de laatsten herhaalde malen gedwongen waren delen van het Oversticht aan Gelre te verpanden.

Tijdens zijn eerste regeringsjaren is te Vollenhove gemunt door hertog Reinald III van Gelre (1343-1361 en 1371), die de stad van de bisschop in pand had. Vroeger werd (ten onrechte) wel aangenomen, dat ook Reinald II (1326-1343) er gemunt zou hebben.

Voor de monetaire geschiedenis van Gelre: Gelderland, landsheerlijke periode.

4. Lokale edelen en steden.

Door velerlei oorzaken waren de Utrechtse bisschoppen niet in staat een sterk centraal gezag uit te oefenen, waardoor Overijssel een heterogeen samenstel bleef van kleine territoria, de z.g. ambten, bestuurd door een ambtsman of drost: Twente, Vollenhove, Salland en Coevorden, waarvan Coevorden in de 13e eeuw met Drenthe werd verenigd.

Gedurende de 14e eeuw hebben enkele lokale edelen in hun gebied gemunt, te weten:

de heren (graven) van Kuinre (14e eeuw),

de heren van Almelo (ca. 1350) en

de heren van Voorst (ca. 1355-1362).

In Salland domineerden de grote steden, die in de loop van de 15e eeuw met de muntslag op eigen naam begonnen, aanvankelijk nog op kleine, maar tegen het einde van de eeuw op grotere schaal. Zij hebben zich hun recht om gouden en zilveren munten te slaan door een keizerlijk privilege doen bekrachtigen: Kampen in 1397, Deventer in 1486 en Zwolle in 1488.

De stedelijke ateliers zijn werkzaam geweest:

Deventer ca. 1450-1534, 1587-1644, 1662-1670, 1682-1692 en 1698-1708;

Kampen ca. 1420-1534 en 1590-1693;

Zwolle 1488-1534 en 1591-1692.

Ook hebben zij gezamenlijk gemunt volgens één gemeenschappelijk type: in 1479 en 1488, maar ieder in het eigen atelier; in 1534 in één gezamenlijk atelier, dat van 1534-1583 te Deventer en van 1583-1588 te Kampen was gevestigd (Drie Steden). Toen Deventer, na de verovering door de Spanjaarden in 1587, de stedelijke munt heropende, hernamen de beide andere steden eveneens de afzonderlijke muntslag.

Op grond van hun keizerlijke privileges staan op de meeste door de steden geslagen munten de namen van de Duitse keizers; in de 17e eeuw zijn dikwijls de namen van Matthias I (1612-1619) en Ferdinand II (1619-1637) lang na hun overlijden nog op de munten geplaatst;

Behalve de drie genoemde steden heeft Hasselt (NL), waar de Provinciale Munt enige jaren gevestigd is geweest (zie onder 6.), van 1582-1584 kleingeld op eigen naam geslagen.

5. Bourgondisch-Oostenrijkse landsheren.

In de tweede helft van de 15e eeuw werd het gezag van de Utrechtse bisschoppen in Overijssel steeds geringer. In 1528 werd het gezag aan Karel V overgedragen, waarmee Overijssel een deel van de Bourgondische Nederlanden werd. Karel V stichtte er een landsheerlijke Munt, die van 1529 tot 1533 te Kampen was gevestigd (muntteken: C op kruis).

Geslagen zijn ongedateerde halve gouden realen en gouden karolusguldens, hele en halve zilveren realen, stuivers, kwart groten van 6 mijten, Hollandse penningen van 3 mijten en Utrechtse mijten (de laatste drie muntsoorten niet teruggevonden). Na drie decennia onderbreking hervatte Philips II de muntslag te Hasselt 1562-1567 (muntteken: stadswapen). In het laatste jaar werd de muntproductie verplaatst naar Utrecht.

6. Staten van Overijssel.

Door het wegvallen van het Spaans-Bourgondische gezag in 1578 was de regering van Overijssel volledig in handen van de Statenvergadering gevallen, die in de uitvoering ervan door de oorlogsomstandigheden aanvankelijk danig werd gehinderd.

Gedurende de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) streden aanvankelijk Spaanse en Staatse troepen met wisselend succes om het gewest, maar tussen 1591 en 1597 veroverde Maurits geleidelijk aan geheel Overijssel, met uitzondering van het gebied rond Oldenzaal, dat nog tot het begin van de 17e eeuw Spaans bleef.

Desondanks was in 1578 door de Staten van Overijssel een Provinciale Munt opgericht, waar langer dan in andere gewesten, nl. tot ca. 1590, op naam van Philips II werd gemunt. Vervolgens werden er, op grond van ordonnanties van de Staten Generaal en provinciale reglementen, op naam van de Staten van Overijssel munten geslagen, zoals die ook elders in de Noordelijke Nederlanden zijn vervaardigd. Tot 1582 werd gemunt in Hasselt (NL), daarna in beginsel afwisselend in de drie Rijkssteden Deventer, Kampen en Zwolle, meestentijds echter te Kampen.

In de 18e eeuw is de Munt soms jarenlang gesloten geweest, o.a. van 1766 tot 1795. Tijdens een van de perioden van stilstand zijn in de Gelderse Munt te Harderwijk in 1760 en 1761 in opdracht en op naam van de Staten van Overijssel hele en halve gouden rijders geslagen, hetgeen te zien is aan het muntmeesterteken van C.C. Novisadi.

Tijdens de Bataafse Republiek is in de jaren 1795-1796 door de Overijsselse Munt nog een partij Nederlandse guldens en zilveren dukaten afgeleverd. Voorts zijn in 1737 en 1738 voor de Verenigde Oostindische Compagnie ducatons met het VOC-monogram vervaardigd en in de jaren 1803-1806 koperen duiten voor Bataafs-Indië. In 1806 werd de Overijsselse Munt definitief gesloten.

W.

Lit.:

Chijs, P.O. van der, De munten der voormalige Heeren en Steden van Overijssel van de vroegste tijden tot aan de Pacificatie van Gend, Haarlem 1854; fotografische herdruk, Overdinkel 1973;

Fortuyn Droogleever, J., De vorstelijke en stedelijke muntslag te Deventer, Deventer 1982;

idem, De Driesteden muntslag 1479-1588 van Deventer, Kampen en Zwolle, 's-Gravenhage 1986;

Gelder, H.E. van, De Nederlandse munten, Utrecht/Antwerpen, 7e druk 1980;

Kiezebrink, Th.H.R., De munten van Overijssel (1578-1796), Amsterdam/Brussel 1971;

Puister, A.T., Munten der Oost- Nederlandse heerlijkheden, De Florijn (1972) 13-19,29-35;

Scholten, C, De munten van de Nederlandsche Gebiedsdeelen Overzee 1601-1948, Amsterdam 1951;

Schulman, J., Handboek van de Nederlandse munten van 1795-1975, Amsterdam 5e druk 1975;

Velden, P.M. van der, De provinciewapens van Overijssel op provinciale munten, Vriezenveen 1992.

  • Overijssel dubb st 1616.jpg
  • Overijssel gulden 1737 056.jpg
  • Overijssel jan v virneburg plak Salland.jpg
  • Overijssel leeuwendaalder 1594.jpg
  • Overijssel leeuwendaalder 1606.jpg
  • Overijssel muntheren.jpg
  • Overijssel nobel 1583.jpg
  • Overijssel philipsdaalder 1580.jpg
  • Overijssel prinsenduit 1766.jpg
  • Overijssel recepis bataafse republiek 090.jpg