Handelingen

Omajjaden

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door MyWikiAdminEnc (overleg | bijdragen) op 15 jan 2017 om 23:13 (1 versie geïmporteerd)
Omajjaden dirhem 123 740 741 AD.jpg

Omajjaden, eerste islamitische dynastie van kaliefen met de zetel te Damascus. De dynastie kwam aan de macht toen de gouverneur van Syrië, Mo'awiya (660-680) in opstand kwam tegen kalief Ali, de schoonzoon van de profeet Mohammed, en die nadat Ali in 661 vermoord werd, de titel van kalief aannam. Zijn opvolgers breidden het Arabische Rijk uit tot over de Indus in het oosten en tot aan de Pyreneeën in het westen.

Onder het bewind van kalief Abd al Malik (685-705) beleefde de dynastie haar hoogtepunt. In 749 kwam Abul- Abbas (Abbasiden) in opstand en liet zich te Koefa tot kalief uitroepen waarna hij Marwan II (744-750) versloeg en de Omajjaden uitmoordde.

Met de geldhervorming in 77-79H. (696-699) werd een Arabisch muntstelsel ingevoerd in plaats van de tot dan gehandhaafde Byzantijnse (Arabisch-Byzantijnse muntslag), resp. Perzische muntstelsels (Arabisch-Sassanidische muntslag). Dit nieuwe of hervormde muntstelsel bestond uit de gouden dinar, de zilveren dirham en verschillende typen van de koperen fals. De munten dragen min of meer standaard - aan de Koran ontleende - opschriften in Koefisch schrift.

De Omajjadische dirhams zijn, in navolging van de Sassanidische munten, brede dunne zilveren munten met een gewicht van 2,9-3,0 g. De gouden dinar is gebaseerd op de Byzantijnse solidus met een gewicht van 4,3 g. In de westelijke provincies van Noord-Afrika en Spanje dragen de gouden dinars en onderdelen (½ en 1/3) van 700 tot 717, Latijnse opschriften waarna ze, evenals de elders in het Rijk geslagen stukken, Arabische opschriften kregen, conform de geldhervorming.

Omajjaden van Spanje Aan de uitmoording van de Omajjaden in 750 te Damascus was alleen Abd al Rahman ontkomen die, na enige omzwervingen, zijn toevlucht zocht in Spanje dat tussen 711 en 718 door de islamieten (door de Spaanse christenen Moren genoemd) op de Visigoten was veroverd. In 756 wierp hij zich op tot emir te Cordoba (El Andalus). Door deze afscheiding kwam voorgoed een einde aan de vereniging van alle moslims in één Arabische staat.

Het Emiraat van Cordoba beleefde zijn economische en culturele hoogtepunt onder het gezag van Abd al Rahman III (912-961), die zichzelf in 928 tot eerste kalief van de Spaanse Omajjaden benoemde en zich daarmee onttrok aan het geestelijke gezag van de Abbasidische kalief in Bagdad.

Afscheidingsbewegingen binnen het Spaanse Omajjadische kalifaat leidden tussen 1010 en 1031 tot desintegratie. Het viel uiteen in verschillende kleine emiraten, koninkrijkjes en stadstaatjes, bekend als "Muluk al- Tawa'if" (Spaans: los reyes de taifas) zoals die van Malaga, Ageciras, Sevilla, Granada, Cordoba, Valencia, Almeria, Saragossa, Badajoz, Toledo, Majorca, enz. In hun strijd tegen de christenen riepen de emirs in 1086 de hulp in van de Almoraviden die in 1090 de macht in Spanje overnamen.

De eerste zilveren dirhams van de Omajjaden van Spanje zijn tot 316H. (928) anoniem en slechts toe te schrijven aan de hand van de datum. De koperen fals zijn, met uitzondering van enkele op naam van lokale gouverneur, veelal ongedateerd en anoniem. Na 910 zijn, met uitzondering van een korte periode in de 15e eeuw onder de Nasriden van Granada, geen islamitische koperen munten in Spanje meer geslagen.

Wanneer Abd al Rahman in 928 de titel van kalief aanneemt, worden voor het eerst ook gouden dinars geslagen. De opschriften op de munten worden aangepast en hij noemt zich "Verdediger van het geloof van Allah" en "Leider van alle gelovigen" waarmee hij openlijk getuigt van zijn onafhankelijkheid van het Abbasidische kalifaat van Bagdad.

Gedurende de periode van desintegratie van het Omajjadische kalifaat (1010-1031) zijn door verschillende rivaliserende kaliefen munten geslagen. Na de val van het Omajjadische kalifaat zijn door een twintigtal emiraten, koninkrijkjes en stadstaten, gouden dinars en fracties alsmede zilveren dirhams geslagen. Veel van de dirhams, geslagen na 1040, zijn in hoge mate met koper vermengd totdat ze aan het einde van de 1 Ie eeuw nagenoeg uit zuiver koper bestonden.

L.

Lit.:

Miles, George C, The coinage of the Umayyads of Spain, New York 1948;

idem, Coins of the Spanish Muluk al-Tawa'if, New York 1954;

Walker, John A., Catalogue of the Arah-Byzantine and post-reform Umayyad coins, Londen 1956.