Handelingen

Muntmeesters Holland

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door MyWikiAdminEnc (overleg | bijdragen) op 17 jan 2017 om 09:24 (1 versie geïmporteerd)

6. muntmeesters Holland

6.1 Holland, graafschap

Munt gevestigd te Dordrecht (niet aangeduid) en kortstondig gevestigd te Geertruidenberg 1392-1393 (G), Zevenbergen 1429-1430 (Z) en 's-Gravenhage 1454-1455 (H). Vanaf de Bourgondische tijd raakt het muntteken roos in zwang.


Raoul Boite (1323-1326) was tegelijkertijd muntmeester van Henegouwen onder dezelfde muntheer: Willem I/III van Henegouwen/Holland (1304-1337).


Jan Willemsz. van Schoten (1355-1357) was lid van de stadsregering van Haarlem.


Mahieu van Leuze (1373-1380), ook geschreven Lueze, zijn naam kan een verbastering zijn van Luchese (= van Lucca).


Hendrik Ottenz. van Malburgh (1378): zeer onzeker.


Vredericus (1380-1382) is mogelijk dezelfde als Vrederic Tac, vermeld in de stadsrekening Dordrecht 1395; familie van Jacob Tack, zie hierna?


Jan Willemsz. van Steenbergen (1382-1384 en 1391-1392).


Noijde Meeusz. van Amerongen (1383) wordt genoemd bij het essaai van 1384.


Pieter van Asch (1391): onzeker of dit een Hollandse muntmeester is. Hij zou uit Dordrecht verbannen kunnen zijn omdat hij daar tegen de overeenkomst van 1388 in gemunt zou hebben. Hij werd in december 1391 opgenomen als poorter van Leiden. Mogelijk speelde deze affaire een rol in de overplaatsing van de Munt naar Geertruidenberg door hertog Albrecht in 1392.


Hendrik Adelyen (1391-1392 en 1392-1393) is waarschijnlijk dezelfde als de Brabantse muntmeester te Maastricht van 1396.


Willem Tonssus van Scandalusia (1397-1404): Scandalusia is mogelijk een verbastering van Scandaleoni.


Anthonis Jansz. Tonssus (1402-1404) was een broer van Willem Tonssus. Beiden kwamen waarschijnlijk uit Lucca. In Brugge kwamen tussen 1377-1386 voor: Pietro, Nicolo en Janni Scandaleoni, uit Lucca. Mogelijk was Janni de vader van Willem en Anthonis.


Jan Nemerij (1406-1432) was een zwager van Arent Musch (zie hierna). Jan Nemerij was daarna, tot zijn dood in 1434, generaal-meester. Zijn aanstelling in 1425, samen met Godschalk Oem, is afgebeeld in Bos-Rops, Graven op zoek naar Geld, Hilversum 1993, p. 207.


Jan Rasoir (1409-1412) was waarschijnlijk dezelfde als de muntmeester van Henegouwen 1412 en Vlaanderen 1426-1427. Gilles Rasoir was generaal-meester tot zijn dood in 1434.


Jan van Arras (1413-1417) was waarschijnlijk dezelfde als de Brabantse muntmeester van 1420-1421.


Godschalk Tielmansz Oem (1420-1428) overleed in 1462; hij was gehuwd met Margriet van Alkemade. De volgende kinderen zijn uit dit huwelijk bekend: Floris Oem (of Oom), heer van Wijngaarden, Tielman en Catharina, gehuwd met zijn opvolger Arent Musch. Godschalks broer Dirk Oem, die getrouwd was met Jan's zuster Maria Nemerij, werd waardijn van Dordrecht in 1434. Deze werd in 1455 opgevolgd door Godschalks zoon Tielman; in 1467 was een Jan Oom waardijn te Dordrecht. In 1483 werd Godschalks kleinzoon Godschalk Tielmansz. Oom essayeur van de Hollandse Munt.


Arent Musch (1429-1432), ook Van den Broeke genaamd, was gehuwd met Catharina Oem en was zwager van Jan Nemerij, zie hierboven. Arent Musch was generaal-meester 1454-1468, daarna was Imbrecht Musch generaal-meester in 1485. Arents broer Humbert was muntmeester van Brabant van 1454-1460.


Jan van Brabant (1429-1431) werd daarna muntmeester van Brabant, Henegouwen en in de door Bourgondië geëxploiteerde munthuizen te Amiens en Saint-Quentin.


Jacob Tack (1432-1437), overleden vóór 1467, mogelijk een zoon van Vrederic(us) Tac, zie hierboven. In 1404 werd een Willem Tack verdacht van valsemunterij, mogelijk in Megen of Batenburg.


Jacob Pietersz. van Overstege (1432-1434): een Jan Vastaertz. van Overstege was waardijn te Dordrecht in 1485-1488.


Jan van der Nat (1434-1437) is waarschijnlijk dezelfde als de Utrechtse muntmeester van 1426-1427. In 1467 heeft Jan van der Nat balansen geleverd aan de Munt te Dordrecht.


Henric van Huekeshoven (1437-1440) was afkomstig uit Keulen waar hij ook in of vóór 1446 is overleden. Van der Chijs noemt hem, en zijn beide opvolgers. Steven Scerf en Pieter Tack, in relatie met de bisschoppelijke Munt te Rhenen. In 1454 worden er munters uit Rhenen gevraagd om in de Hollandse Munt te Den Haag te werken.


Pieter Tack (1446 en 1454-1455) heeft mogelijk in 1446 niet gemunt. Hij was een zoon van Jacob Tack, zie hierboven.


Steven S(c)herf (1446), of Stephan Scherff, zoals hij in de Duitse literatuur genoemd wordt, werd in 1422 burger van Keulen. Vanaf 1426 was hij muntmeester van de koninklijke Munt te Frankfurt, tevens in 1430 van de aartsbisschop van Keulen te Riel en vanaf 1431 ook te Nördlingen. Van 1434-1437 was hij één van de twee muntmeesters van de drie koninklijke munten te Frankfurt, Nördlingen en Basel. Hij werkte in 1440 voor de Utrechtse tegenbisschop Walraven van Meurs, mogelijk te Arnhem en daarna was hij te Arnhem muntmeester van Gelre, alvorens hij naar Dordrecht kwam. Hij heeft mogelijk in 1446 niet te Dordrecht gemunt. Hij overleed ca. 1450.


Lodewijk van Levendael (1466-1467) werd later te Utrecht benoemd.


Mattheus Nijekamer (1478-1480) was waarschijnlijk dezelfde als de Friese muntmeester van 1498-1500.


Anthonis de Louckere (1481-1496) of De Lokere (soms geschreven De Lonckere), was mogelijk een familielid van de Gelderse muntmeester Adriaan van Lokeren. Hij was, evenals zijn vrouw Jenne, afkomstig uit Gent. Hij probeerde in 1487 vergeefs muntmeester te Brugge te worden. Hij overleed in functie in 1496.


Ambrosius Diergaard (1481-1485) was daarvóór medewerker van Ypol Terrax aan de Vlaamse Munt in 1474 en ging met hem mee naar Brabant. Daarna werd hij muntmeester van Vlaanderen.


Blasius Boucquet (1496-1522) trouwde met Jenne Ghijsbertsdr. van der Schueren, de weduwe van zijn kinderloze voorganger Anthonis de Louckere.


Mahieu de Tilly (1498-1499) was waarschijnlijk dezelfde als de Vlaamse muntmeester van 1492-1496 en die van de stad Gent van 1489.


Jan van Waesbrouck (1499-15??) ontving met zijn compagnon in 1500 een nieuwe instructie.


Thomas de Greve (1520-1522) was daarvóór muntmeester van Gelre. Hij is waarschijnlijk dezelfde als de Brabantse muntmeester van 1510-1513.


Anthonie Carlier (1532-1535) was generaal-meester in 1548.


Willem Blasiusz. Boucquet (ca. 1505-1570), muntmeester van 1536-1558, was daarna generaal-meester in 1557-1558 en reorganiseerdede Munt te Dôle in 1564. Zijn zoon Jan vergezelde hem daarbij. Ook Willems broer Blasius jr. ( -1587) is generaal-meester geweest. Zij waren beiden zoons van de Hollandse muntmeester Blasius Boucquet. De waardijn en later essayeur van de Utrechtse Munt Jan Boucquet was waarschijnlijk de zoon van Willem Blasiusz.


Gerrit Pietersz. Dou (1558-1569?) werd ook d'Oude of l'Aisné genoemd. Hij werd samen met zijn broer Alexander, essayeur te Dordrecht, onthoofd te Brussel, na een gevangenschap van ca. 8 maanden aldaar. Het vonnis was gedateerd 22 maart 1570. Pieter Gerritsz. Dou was van 1587-1662 essayeur-generaal.


Jeronimus Bruynzeels (1570-1571), ook Bruynseels genaamd, werd benoemd op voorspraak van Alva, waartegen in Dordrecht verzet rees omdat hij geboren Brabander was (afkomstig uit Antwerpen) en het muntprivilege dit ambt aan Hollanders voorbehield. Hij werd afgezet in 1571. Later was hij muntmeester te Middelburg en generaal-meester in 1586.


Rochus Grijp (1571-1577) was een zoon van Joost Grijp en Grietje Doensdr. van den Berch en daardoor mogelijk familie van Reinier van den Berch, muntmeester van Zaltbommel. Rochus werd generaal-meester van Holland in 1580 en was generaal-meester van de Staten-Generaal vanaf 1586 tot zijn dood in 1593; (generaalmeesters).


6.2 Holland, gewest


Munt te Dordrecht, muntteken roos, op ducatons en dukaten (dukaat) soms het wapen van Dordrecht.


Jacob Jansz. de Jonge (1580-1607), ook genaamd Van Velzen of Van Haarlem, liet zich in 1604 assisteren door zijn zoon Salomon en vanaf 1606 door zijn zoon en opvolger Jacob. Hij was getrouwd met Magdalena van Sloten. Was hij familie (zoon?) van Johan Gijsbert de Jonge, muntmeester van Gelre van 1579-1580 en 1585-1591?


Jacob Jacobsz. de Jonge (1607-1608) was een zoon van zijn voorganger Jacob Jansz. de Jonge.


Gideon de Jonge (1608-1613) was een zoon van Jacob Jansz. de Jonge en dus broer van zijn voorganger.


Sara de Truquet (1625-1626), weduwe van haar voorganger Johan Bencken, voor de rest van de pachttijd werd zij geassisteerd door haar aangetrouwde oom Jacob Bencken. Haar naam wordt ook geschreven als: Torquet.

Steven Bencken (1627-1628) was een broer van Johan Bencken, zie hierboven.


Pieter Bink (1628), was zijn familienaam Bencken?


Willem van Bijlaar ( - 1635), muntmeester van 1628-1635, was een zoon van Gerard van Bylaer, die evenals Willem zelf en zijn broer Jacob, stempelsnijder was. Vader Gerard (1540-1617) was stempelsnijder te Dordrecht van 1573-1617, Middelburg 1586-1601, Harderwijk 1592-1593 en stempelsnijder-generaal 1586-1617. Willem was stempelsnijder te Dordrecht 1617-1628. Jacob ( -1625) was stempelsnijder te Harderwijk 1622-1625. Willem moest dus het ambt van stempelsnijder neerleggen om muntmeester te kunnen worden. Hij overleed in functie. Hij was getrouwd met Maria van Nispen. Haar vader Hendrik en haar broer Jacob van Nispen, waren generaal-meester, Hendrik van 1594-1617 en Jacob 1617-1648; (generaalmeesters).


Simon Rottermond (1652-1678), zoon van zijn voorganger Adriaan Rottermond. Hij was essayeur-generaal van 1644-1678 (dan zou hij dus essayeur-generaal en muntmeester tegelijkertijd geweest zijn!). Zijn tweede vrouw was Theodora Sonnemans.


Mattheus Sonnemans (1678-1715) was een broer van Theodora Sonnemans, de tweede vrouw van Simon Rottermond, zie hierboven.


Isaac Westerveen (1715-1731) wordt daarna, in 1742, vermeld als juwelier te Amsterdam.


Otto Buck (1731-1756): zijn dochter Maria trouwde in 1769 met Adriaan van Romondt, zoon van de Utrechtse muntmeester Johan van Romondt.


Wouter Buck (1756-1786), zoon van Otto Buck.


Jan Abraham Bodisco (1787-1806) was daarvóór essayeur van de Amsterdamsche Wisselbank. Hij overleed kinderloos in 1806.


6.3 Holland, provisionele Munt te Amsterdam


Muntteken: stadswapen


Gerrit van Romondt (1672-1673) was net aangesteld te Zwolle, was daar vanwege de inval van de Fransen werkeloos geworden en aanvaardde daarom een (tijdelijke) benoeming te Amsterdam. Zie de stamboom Van Romondt in muntmeesters stambomen.


6.4 Holland, gewest tweede Munt


Munt te Enkhuizen en daarna te Hoorn. Het tweede Hollandse munthuis te Hoorn werd geopend op 1 mei 1804 en mocht vijf jaar actief zijn. Na de sluiting van de provinciale munthuizen per 31 december 1806 mochten Hoorn en Kampen verder gaan met de productie van duiten voor Oost-Indië. In 1584 zijn er ook Hollandse munten te Hoorn geslagen met muntteken hoorn.



Hessel Slijper (1796-1802) was daarvóór muntmeester van West-Friesland


Willem Diederik Verschuer (1803-1809) leefde van 1759-1837. Hij werd reeds in maart 1803 benoemd, toen de Munt nog naar Hoorn moest verhuizen. Lit.: Scheffers, A.A.J., Om de kwaliteit van het geld, dl 2, Voorburg 2013, p. 452.


6.5 West-Friesland, landschap


De West-Friese Munt was aanvankelijk gevestigd te Hoorn, werd in 1603 overgebracht naar Enkhuizen en in 1619 weer naar Hoorn. Sindsdien werd tot 1655 om de zes jaar in een van deze beide steden gemunt. Van 1655 tot 1661 was de Munt gevestigd te Medemblik en vervolgens om de tien jaar in Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. In 1796 werd de West-Friese Munt als zodanig opgeheven en werd het munthuis een tweede locatie van de Hollandse Munt.


Balthasar Wijntgens sr. (1586-1589) was daarvóór, net als later zijn zoon en opvolger Caspar, muntmeester van de Drie Steden.


Caspar Wijntgens (1589-1625) was een zoon van Balthasar sr.


Floris den Otter (1625-1626) was waarnemend muntmeester, overleden in 1626. Hij was gehuwd met Anna Wijntgens, zie de stamboom Wijntgens in muntmeesters stambomen.


Hans Sweers (1574-1647), muntmeester van 1626-1631, is mogelijk de vader van Agatha Sweers, zie hierna en de stamboom Wijntgens in muntmeesters stambomen.


Nicolaas Wijntgens (1631-1649) was een zoon van Balthasar jr. Daarvóór was hij muntmeester van Zeeland en te Jever. Hij was gehuwd met Agatha Sweers en mogelijk schoonzoon van Hans Sweers.


Diederik van Romondt (1649-1652) was een zoon van Jan van Romondt. Daarvóór was hij muntmeester van de stad Emden (1634-1646) en van Oost-Friesland (1634-1649).


Gerrit van Romondt (1652-1680) was een zoon van zijn voorganger Diederik van Romondt.



Arnold van Romondt (1681) of Arend, neef of broer van zijn voorganger Gerrit van Romondt, was wel benoemd, maar niet beëdigd en heeft dus niet gemunt


Gerrit Schuurmans (1681-1692) had eerst als muntmeesterstekens een stier, de zogenaamde Beemster bul, en na 1682 een rozet. Hij was daarvoor essayeur van de Munt te Zwolle. Hij was een familielid van Meina Schrobop, echtgenote van de West-Friese muntmeester Gerrit van Romondt. Mogelijk was hij ook familie van Pietertje Schuurmans Petersdr., echtgenote van Diederik van Romondt, en van Aleid Schuurmans, echtgenote van Diederiks broer Arend, zie de stamboom Van Romondt in muntmeesters stambomen.


Johan Buyskes (1692-1694) was een schoonzoon van de West-Friese muntmeester Gerrit van Romondt, zie de stamboom Van Romondt in muntmeesters stambomen. Zijn familiewapen bevat een haringbuis, waarvan het muntmeesterteken is afgeleid.


Pieter van Romondt (1695-1704) was een zoon van Gerrit, muntmeester van West-Friesland 1652-1680 en zwager van zijn voorganger Johan Buyskes.


Diederik Jan van Romondt (1704-1709), broer van zijn voorganger Pieter.


Pieter Sluysken (1710-1711) heeft niet gemunt. Hij was muntmeester van Deventer. Hij heeft zich nooit in West-Friesland gemeld. Hij overleed begin 1711.


Coenraad Hendrik Cramer (1711-1714) was daarvoor essayeur te Amsterdam en daarna muntmeester van Gelderland en Overijssel. De leden van het geslacht Cramer: Bernard, Coenraad Hendrik en Johan, gebruikten als muntmeesterteken een kraanvogel, ontleend aan het familiewapen, zoals blijkt uit het lakzegel van Coenraad Hendrik als muntmeester van Gelderland.


Jan Knol (1715-1741) leefde van 1678-1741. Het familiewapen bevat drie knolrapen.


Teunis Kist (1741-1761) leefde van 1704-1781. Hel familiewapen bevat een haan.


Pieter Buyskes (1761-1781) of Buysken, (1736-1806) was eerst getrouwd met Elia Kist, dochter van zijn voorganger Teunis Kist. Na haar dood hertrouwde hij met Adriana Petronella Verbruggen, weduwe van Jan Slijper Hesselz.; waarschijnlijk was zijn tweede vrouw een familielid van zijn moeder Petronella Verbruggen. In 1768 werd een Gerrit van Romondt beëdigd als waardijn van de West-Friese Munt. Deze eedaflegging werd bevestigd in 1771.


Hessel Slijper (1762-1802) was van 1781-1796 muntmeester van West-Friesland en daarna van de tweede Hollandse Munt te Enkhuizen. Hij is mogelijk de zoon van Jan Slijper Hesselsz., de eerste man van de tweede vrouw van zijn voorganger.


6.6 Enkhuizen, particuliere Munt van Dirck Bosch


Dirck Bosch was zilversmid te Amsterdam.


David Hagenet (1673-1679) werd daarna muntmeester van de provincie Groningen.


6.7 Gorinchem, stad


Hendrik Hanssen (1589-1591) was daarvóór muntmeester van Gelre van 1558-1569 en van Kleef-Gulik-Berg te Mülheim.


6.8 Gorinchem, Don Antonio, pretendent van Portugal


Hendrik Velthuysen (1583-1584) werkte, evenals later zijn weduwe, ook voor de Groninger Ommelanden. Daarvóór was hij muntmeester van Batenburg.


Anna Wissel (1584-1585) weduwe van Hendrik Velthuysen.


Adriaan van Meerlandt (1585-1591) was voorheen essayeur te Utrecht.


Jan Gijsbrechts (1586-1591) was daarvoor werkzaam te Gent (Vlaanderen en stad) waar hij in 1584 werkeloos werd.


6.9 Vianen


Matthijs van Vierssen (ca. 1560), geboren vóór 1540 als zoon van Willem van Vierssen (dezelfde als de muntmeester van de Drie Steden?) en vermoedelijk was hij dezelfde als de Matthijs van Viersen, muntmeester van Bergh.


Lodewijk Alewijn (1577)? trouwde met Maria van Bemmel, dochter van jonker Johan van Bemmel en weduwe van zijn voorganger Matthijs van Vierssen. Lodewijk Alewijn werd ook Van Halewijn genoemd. Lodewijk werd hierna essayeur van Utrecht in 1578 en daarna muntmeester van Friesland.