Handelingen

Kruisvaardersmunten

Uit Wiki Munten en papiergeld

Versie door MyWikiAdminEnc (overleg | bijdragen) op 15 jan 2017 om 23:07 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

kruisvaardersmunten, munten die geslagen zijn door de op Westers-feodale leest geschoeide vorstendommen die tijdens de Kruistochten in het oostelijke Middellandse Zeegebied werden gesticht. Tijdens de Eerste Kruistocht (1096-1099) werd Jeruzalem in 1099 veroverd door Godfried van Bouillon. Zijn broer en opvolger Boudewijn van Boulogne voerde vanaf 1100 de koningstitel. Onder Amalrik I (1162-1173) kwam de muntproductie eerst goed op gang. Hij en zijn opvolgers sloegen penningen en obolen (obool) van zilver en biljoen naar Frans voorbeeld met op de vz een kruis en op de kz een sterk vereenvoudigde weergave van het Heilige Graf. Op penningen van Gwijde van Lusignan (1186-1192), onder wiens regering Jeruzalem in 1187 door Saladin werd heroverd, stonden zijn aanziend borstbeeld en het koepeldak van de Heilige Grafkerk.

Van het koninkrijk bleef slechts een smalle kuststrook over met als belangrijkste nederzetting de stad Accra (= Akko), alwaar Amalrik II (1197-1205) de muntslag voortzette. De titel van "koning van Jeruzalem" ging in 1286 over op de koningen van Cyprus en in 1291 viel Accra in Saraceense handen.

Het koninkrijk Jeruzalem was verdeeld in een twintigtal heerlijkheden die mogelijk alle van het feodale recht van muntslag gebruik hebben gemaakt. Slechts van enkele zijn munten teruggevonden. Ook hier betrof het penningen en obolen, vaak van het kruis/bouwwerktype.

Een aparte groep munten die aan het koninkrijk Jeruzalem kan worden toegeschreven, vormen de zgn Saraceense bezanten, imitaties van de Islamitische gouden dinars; een andere groep gouden en zilveren munten heeft op de vz een kruis en Arabische omschriften met een oproep tot het Christelijk geloof.

Antiochië werd in 1098 een prinsdom onder Bohemond van Tarente. Hij en zijn opvolgers sloegen tot ca. 1136 bronzen munten naar Byzantijns voorbeeld met de afbeelding van Sint Pieter. Raimund van Poitiers (1136-1149) introduceerde penningen en obolen naar Westeuropees voorbeeld van het borstbeeld/ kruistype. Op enkele emissies van Bohemond III (1140-1201) staat een lelie in plaats van het borstbeeld. De muntslag eindigde met de verovering door de Saracenen in 1268.

In het graafschap Edessa (1098-1144) sloegen Boudewijn van Bouillon en zijn opvolgers meerdere typen bronzen munten naar Byzantijns voorbeeld. In Tripoli, dat in 1109 door Bertrand van Toulouse was ingenomen en een leen werd van het koninkrijk Jeruzalem, sloeg men penningen en obolen van biljoen met op de vz een kruis en op de kz de tekst TRIPOLIS CIVITAS.

Onder Raimund I (1136-1152) stond een ster op de kz. Bohemond VI van Antiochië trok in 1268 Tripoli aan zich. Daar sloeg men hele en halve groten met een kruis, een ster of een kasteel. In 1298 werd Tripoli door de Saracenen ingenomen.

Gedurende de Derde Kruistocht (1189-1192) veroverde Richard Leeuwenhart, op weg naar het Heilige Land, in 1191 het eiland Cyprus. Ook de munten van het koninkrijk Cyprus (1192-1572) worden tot de kruisvaardersmunten gerekend.

Tijdens de Vierde Kruistocht (1202-1204) ontstonden op het Griekse vasteland talrijke kruisvaardersstaatjes, waarvan het prinsdom Achaja (1205-1432) en het hertogdom Athene (1205-1311) de belangrijkste waren. Hier werden voornamelijk tournooise penningen naar Frans voorbeeld en in geringe mate kopergeld geslagen.

Ook op de eilanden voor de kust ontstonden veel staatjes onder heerschappij van Venetiaanse en Genuese patriciërsfamilies, zoals Chios (1304-1329), Mytilene en Lesbos (1355-1462), waarvan een aantal gemunt hebben naar Venetiaans en Genuees voorbeeld.

De Johannieter Ridders, die uit het Heilige Land waren verdreven, vestigden zich op Rhodos (1309-1522).

Zij sloegen imitaties van de Venetiaanse gouden dukaten, zilveren hele en halve groten en penningen van biljoen. Op de zilveren munten stond meestal een kruis op een voetstuk van meerdere treden waarvoor de geknielde grootmeester in gebed is verzonken. Grootmeester Peter d'Aubusson (1476-1503) introduceerde zilverstukken van groter formaat met de staande Johannes de Doper, terwijl Emery d'Amboise (1503-1512) het Lam Gods met de banier van de Johannieter Orde liet afbeelden. In 1522 werden de Johannieters verdreven naar Malta.

W.

Lit.: Metcalf, D. M., Coinage of the Crusades and the Latin East in the Ashmolean Museum Oxford, Londen, 1983.