Handelingen

Duit

Uit Wiki Munten en papiergeld

The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

duit,

1. Sinds de 14e eeuw voornamelijk in de Noordelijke Nederlanden benaming van munten van ¼ groot (of 1/8 stuiver). In Vlaanderen en Brabant werden deze munten veelal zesken, resp. negenmanneke genoemd, omdat zij overeenkwamen met zes Vlaamse, resp. negen Brabantse mijten. De provincie Holland (Holland, gewest) ging er in 1573 het eerst toe over duiten in koper te slaan, wat weldra overal in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden werd nagevolgd. Door enkele provincies en steden in het Noordoosten zijn naast de koperen duiten nog eenzijdige zilveren duiten geslagen, die in hoofdzaak naar Duitsland werden uitgevoerd.

De duiten van 1573 werden geslagen op naam van Philips II en met diens spreuk op de keerzijde, maar om het Bourgondisch kruis verscheen de Hollandse tuin en op de kz het wapen van Holland. Het gewicht was bij uitgifte 3,85 gram maar werd al spoedig 3,74 gram. De intrinsieke waarde was lager dan de betaalwaarde, zodat de Staten van Holland aan deze uitgifte verdienden ten bate van de oorlogvoering.

Dit type duiten werd al in 1579 verlaagd tot ½ duit en de oorden van 2 duiten tot 1 duit waardoor de duiten van Holland e.a. sinds ca. 1590 de beeldenaar van deze oord bleven dragen.

Deze 17e eeuwse duiten wogen ca. 2 gram en waren van het type Hollandse maagd in tuin dan wel van het type met provincie- of stadswapen, in beide gevallen met een spreuk rondom. Op de kz droegen zij de provincie- of stadsnaam in een lauwerkrans. Utrecht, stad, Groningen, stad en Zutphen sloegen tevens duiten met het stadswapen vastgehouden door twee leeuwen.

Omdat de koers van de 17e eeuwse duiten hoger was dan de materiaalprijs (het Zweedse koper werd steeds goedkoper) volgde imitatie.

Vooral muntplaatsen als Reckheim, Gronsveld en Stevensweert imiteerden de Noordnederlandse duiten.

Om paal en perk te stellen aan deze praktijken voerde Holland in 1702 een nieuwe koperen duit in met een gewicht van 3,84 gram. Holland trachtte daarmee het gewicht aan de koers gelijk te maken, zodat het niet meer lonend was duiten te imiteren. De in omloop zijnde inferieure duiten uit de 17e eeuw werden gedevalueerd tot een halve duit. De meeste provincies volgden het Hollandse voorbeeld al in hetzelfde jaar, om te voorkomen dat alle slechte duiten uit Holland bij hen terecht zouden komen.

Utrecht liet in januari 1702 de aldaar geslagen en circulerende duiten stempelen met het Utrechtse stadswapen waardoor ze 1 duit waard bleven. De klop werd echter nagemaakt en in maart van hetzelfde jaar werden ook in Utrecht zowel de geklopte als ongeklopte duiten gereduceerd tot een penning (= halve duit). In 1711 voerde Utrecht een nieuwe duit in (eerst nog met het jaartal 1710) naar Hollands voorbeeld.

De zwaardere duiten werden gedurende de gehele 18e eeuw geslagen met op de vz het provinciewapen (Utrecht het stadswapen) en op de kz de provincienaam (doch Stad Utrecht) en het jaartal. Van deze duiten komen veelvuldig zilveren en soms ook gouden afslagen voor, zelfs van jaartallen die niet in de normale reeks voorkomen. Het is decennia lang in de mode geweest dergelijke afslagen te maken als relatie of nieuwjaarsgeschenk.

Alhoewel onder koning Willem I in de muntwet van 1816 het decimale stelsel werd ingevoerd, bleven naast de nieuwe koninkrijksmunten ook de provincale munten in omloop.

De duiten zijn in 1827 ingewisseld tegen nieuw kopergeld.

H.

2. duit in de Zuidelijke Nederlanden (Frans: gigot) negenmanneke. 3. VOC-duit, beter de duiten met provinciewapen op de vz en het merk van de VOC op de kz, voor gebruik in de vestigingen van de Verenigde Oostindische Compagnie in Indië, Ceylon, Malakka en de Voorindische gebieden Cochin en de Coromandelkust (nu gelegen in India). Aanleiding tot de aanmaak was een exportbelemmering van Japans kopergeld rond 1723 en het gelijktijdig opkopen van deze munten door de Chinezen, waardoor er gebrek aan kleingeld ontstond.

In 1724 werden de gewone Hollandse duiten, vanwege de hogere koperprijs in Indië, gangbaar verklaard voor ¼ stuiver, terwijl ze in Nederland gangbaar waren voor 1/8 stuiver. Hierdoor ontstond illegale import van duiten en was de VOC genoodzaakt de voor Azië bestemde duiten een andere beeldenaar te geven. Vanaf 1726 mocht de VOC in Nederland duiten met het eigen monogram laten slaan die in Nederland niet mochten circuleren.

De aanmaak van VOC-duiten werd het eerst gegund aan Dordrecht en Middelburg, in 1726. Op aandrang van de overige muntmeesters verdeelde de VOC de bestellingen daarna over meer munthuizen: die van West-Friesland (1729), Gelderland, gewest (1731) en Utrecht (1741). De productie eindigde in Dordrecht in 1793 en in de overige munthuizen in het jaar daarna.

Halve duiten zijn geslagen in het Hollandse munthuis van 1749-1770, Utrecht (1752-1770), West-Friesland (1769-1770), Zeeland (1770-1789) en Gelderland (1788-1790).

Evenals van de Nederlandse duiten, werden veelvuldig gouden en zilveren afslagen van VOC-duiten vervaardigd.

In 1764-1765 en 1783 moesten bij gebrek aan aanvoer vanuit Nederland, te Batavia koperen duiten geslagen worden met op de vz het opschrift DUijT JAVAS en op de kz dezelfde tekst in het Maleis.

Tijdens de Franse overheersing en de daardoor ontstane oorlog met Engeland stokte de toevoer van gemunt geld weer en werden in 1796-1797 te Batavia tinnen duiten met het VOC-monogram geslagen waaraan een N (Nederlandse) was toegevoegd.

Vanaf 1802 werden er tijdens de Bataafse Republiek koperen duiten geslagen in Holland (tot 1804) en Gelderland (tot 1806) met de aanduiding INDIAE BATAV in plaats van het provinciewapen. Op Java zijn in de periode 1806-1810 duiten geslagen met het VOC-monogram, dan wel met de initialen N L (Lodewijk Napoleon). Daarna zijn er tijdens het Brits bestuur tinnen duiten vervaardigd in 1813-1814 op naam van de VEIC (United East India Company).

Na de opheffing van de VOC zijn er in 1827 en 1834-1835 te Utrecht nog VOC-duiten van het oude type geslagen met het jaartal 1790, en te Batavia in 1840-1843 dubbele- enkele- en halve duiten, eveneens met het jaartal 1790.

De VOC-duiten verwierven in Azië een grote populariteit. Ze werden door handelaren in Singapore geïmiteerd (haantjesduit en kepeng) en op grote schaal nagebootst door de sultan van Banjarmasin in de provincie Maloeka op Borneo.


  • Duit 056 west friesland 1778.jpg
  • Duit bleyensteinse duit.jpg
  • Duit ca 1600 anholt.jpg
  • Duit deventer 1602.jpg
  • Duit dubbele VOC Batavia.jpg
  • Duit eind 16e eeuw arnhem.jpg
  • Duit gelderland.jpg
  • Duit gorinchem.jpg
  • Duit gronsveld.jpg
  • Duit holland 1739.jpg
  • Duit huissen kleef.jpg
  • Duit indiae batav.jpg
  • Duit rekem.jpg
  • Duit sol uxemburg 1775 059.jpg
  • Duit utrecht stad 1791.jpg
  • Duit VOC geslagen te Dordrecht.jpg