Fijn goud, fijn zilver
Uit Wiki Munten en papiergeld
fijn goud, fijn zilver, duidt het gehalte aan van de hoeveelheid zuiver goud of zuiver zilver in de gebruikte legering. In de Middeleeuwen ging men voor munten meestal niet van volledig fijn goud of zilver uit, maar rekende men bijvoorbeeld in de Nederlanden de henricusnobel voor fijn goud (23 13/16 karaat = 0,9922) en ging men bij het zilver uit van koningszilver (11½ penningen = 0,9583). Dit betekende bijvoorbeeld dat de philippusgulden, die volgens de ordonnantie van 1496 een gehalte van 16 karaat moest hebben, op 0,6615 uitkwam in plaats van 16/24 = 0,6667.