Handelingen

Tinnen

Uit Wiki Munten en papiergeld

Tinnen aluminium.jpg

tinnen, gegoten metaalstrippen of -platen waaruit na bewerking de muntplaatjes of rondellen gemaakt worden. In de Middeleeuwen maakte men tinnen door vloeibaar metaal te gieten in open vormen. In oude literatuur vindt men afbeeldingen van mallen die men gebruikt zal hebben voor het maken van indrukken in een bed van klei of Brusselse aarde. In deze open vorm met ongeveer de breedte van de te fabriceren munt werd het muntmetaal gegoten. Na het stollen van het metaal volgde het verwijderen van klei en zand en het blancheren.

Daarna werden de tinnen gehamerd om ze op muntdikte te brengen. Hiervoor was vakmanschap nodig want onder het hameren werd het metaal hard en bros en het moest daarom gegloeid worden (gloeien). Nadat het metaal op de juiste dikte gebracht was werden met een snijschaar plaatjes geknipt. Door verder knippen, vijlen en wegen werden muntplaatjes op het juiste gewicht gebracht.

Omstreeks 1550 begon men voor het pletten pletmolens te gebruiken, maar pas in de 17e eeuw vonden deze pletmolens algemene toepassing. De pletmolens werden door paarden of waterkracht aangedreven zodat men dikkere metaalstroken kon pletten. Voor betere maatnauwkeurigheid werd de strip daarna nog door een trekbank gehaald. Daarna volgde weer zachtgloeien waarna met een ponsmachine muntplaatjes werden uitgeponst.

Het gieten van tinnen gebeurde eind 16e eeuw in coquilles (gietijzeren vormen) zodat er geen zand meer in de buitenlagen van de tinnen kwam. Bovendien kreeg de strip een fijnere kristalstructuur waardoor hij sterker en taaier werd. Door toepassing van gasgestookte ovens in het begin van de 20e eeuw kon men grotere hoeveelheden metaal tegelijk smelten en door sterkere walsen dikkere tinnen verwerken. Tegenwoordig vindt de productie van tinnen meestal in gespecialiseerde metaalfabrieken plaats met elektrisch aangedreven machines en elektrisch verhitte ovens.

K.