Handelingen

Limburg

Uit Wiki Munten en papiergeld

Limburg,

1. Graafschap, sinds 1101 hertogdom, waarvan de oorsprong gevormd werd rond de gelijknamige plaats en burcht aan de Vesdre, thans gem. Limbourg in de provincie Luik. Na het overlijden van Walram IV (1247-1280), probeerde zijn schoonzoon Reinald I van Gelre (1271-1326) hem op te volgen. Hij kreeg in 1282 toestemming van keizer Rudolf I (1273-1291) het Limburgse munthuis naar Rolduc te verplaatsen. De opvolging door Reinald werd betwist door Adolf van Berg, de naaste verwant van Walram IV in mannelijke lijn.

Adolf droeg zijn rechten over op de Brabantse hertog Jan I (1267-1294).

Hierdoor ontstond de zogenaamde Limburgse successie-oorlog die eindigde in 1288 met de slag bij Woeringen, die door Jan I gewonnen werd en waardoor Limburg in personele unie verenigd werd met Brabant. Vanaf dat moment voerden verschillende hertogen het gecombineerde Brabants-Limburgse wapen in vier kwartieren op hun munten, evenals de Limburgse titel. Het wapen van het hertogdom bestond uit een zilveren veld met daarop een goudgekroonde, rode leeuw met een dubbele staart.

Er is een sterling bekend op naam van een zekere Walram, geslagen te Rolduc. Deze munt wordt tegenwoordig toegeschreven aan Walram I van Luxemburg, heer van Ligny (1272-1288), aan wie Reinald I van Gelre zijn rechten had overgedragen.

De naam van het oude hertogdom ging in 1815 over op de nieuwe provincie die in 1839 uiteenviel in een Belgische en een Nederlandse provincie Limburg. Van deze laatste behoorden slechts enkele dorpen tot het grondgebied van het oorspronkelijke hertogdom Limburg.

Door de deelname aan de Belgische Opstand van 1830 was het Nederlandse Wetboek van Strafrecht van 1836 in het in 1839 weer Nederlands geworden gebied nooit van kracht geworden, waardoor er in Limburg andere strafbepalingen tegen muntvervalsing golden dan in de rest van het land. Dit kwam op de muntbiljetten van 1849 tot uiting: voor Limburg werd dwangarbeid vermeld, terwijl voor de rest van het land sprake was van straffen die dwangarbeid vervingen.

Aan deze ongelijkheid kwam een einde door de wet van 1854. De voor Limburg afwijkende strafbepaling verscheen echter per vergissing ook nog op muntbiljetten uit 1888.

Lit.: Lucas, P., Monnaies seigneuriales mosanes, Walcourt 1982; Verkooyen, J.M., Straffen op het namaken of vervalsen van papiergeld in Limburg 1794-1854, in: Geld en penning, bekijk het maar, Heerlen 1992, blz. 23-30.

2. Het voormalige graafschap Limburg in Westfalen met als hoofdplaats Hohenlimburg aan de Lenne, thans gelegen in Nordrhein- Westfalen, kende in de Middeleeuwen een eigen muntslag, waarvan de Limburgse penning met het borstbeeld van de graaf op de vz en een vijfbladige roos op de kz in de Nederlanden nageslagen is te Anholt door Gijsbert I (1408-1429), door Willem II van den Bergh (1416-1465) en te Megen door Jan III (1359-1414).

Lit.: Berghaus, P., en J. Spiegel, Die Münzen der Grafen von Limburg, in: Die Geschichte der Grafen und Herren von Limburg und Limburg- Styrum und ihrer Besitzungen, dl. 2, Band 4, Assen/Münster 1968, blz. 270-350.



  • Limburg gecomb wapen op brijman.jpg
  • Limburg gecomb wapen op sterling Jan III.jpg
  • Limburg, Walram, sterling, 13e eeuw, zilver.
  • Nederland, Minister van Financiën, muntbiljet van 500 gulden, 1849, uitvergroting strafbepalingen.