Handelingen

Kniphausen

Uit Wiki Munten en papiergeld

Kniphausen, Willem graaf Bentinck, heer van Kniphausen (1762-1835) 9 grote, 1807, zilver, geslagen te Utrecht.

Kniphausen, voormalige heerlijkheid gelegen tussen Oost-Friesland en Oldenburg, sinds 1791 met de heerlijkheid Varel in het bezit van Willem Gustaaf Frederik graaf Bentinck (1762-1835) als Oldenburgse lenen. Bentinck kreeg van koning Lodewijk Napoleon, die de Oldenburgse suzereiniteit over de heerlijkheden betwistte, in 1807 toestemming om in de munt te Utrecht voor ƒ 100.000 aan gouden 10-, 5- en 2½-talerstukken op eigen naam te laten slaan. Dit vond evenwel geen doorgang doordat de te St.-Petersburg vervaardigde stempels niet in de Utrechtse persen pasten. In 1808 liet Bentinck daarop te Utrecht munten van 9 grote (Oldenburgse denominatie, ongeveer overeenkomend met een schelling: 72 grote = 1 Reichsthaler) slaan die echter wegens een stempelfout werden afgekeurd: in plaats van AD NORMAM IMPERII (volgens de standaard van het Rijk) stond in het omschrift INFERII.

Met geheel gewijzigde stempels werd een nieuwe oplage van ander type geslagen. Op vz het gekroonde wapen Bentinck-Aldenberg en G. G. F. BENTINCK S. R. I. COMES (Guillelmus Gustavus Fredericus Bentinck Sacri Romani Imperii Comes, G. G. F. rijksgraaf Bentinck); op kz een gekroonde leeuw naar links (Kniphausen) tussen waardeaanduiding en met DYNASTES IN KNIPHAUSEN (heer van Kniphausen). Hoewel dit en het afgekeurde type in 1808 of later werden geslagen, dragen zij toch het jaartal 1807, omdat de aanspraken van Lodewijk Napoleon inmiddels in het voordeel van de hertog van Oldenburg waren afgewezen.

G.

Lit.: Kerkwijk, A. O. van, Munt van Knyphausen te Utrecht geslagen, JMP (1914) 164-168.