Handelingen

Grafvondsten

Uit Wiki Munten en papiergeld

grafvondsten, verzamelnaam voor munten die in graven gevonden worden. Ze kunnen in verschillende categorieën onderverdeeld worden: charons-obolen, souvenirs, beurzen, sieraden en amuletten.

Of een munt als amulet werd meegegeven is moeilijk te achterhalen; sieraden zijn o.a. herkenbaar aan de monturen of aan de doorboringen waardoor ze aan een hanger of kledingstuk bevestigd waren. In sommige graven worden uiterst zeldzame medaillons of munten gevonden die, zo lijkt het toch, een speciale betekenis voor de dode gehad moeten hebben en hem als aandenken werden meegegeven.

Een beurs, soms met enkele honderden munten, hing wel eens aan de gordel van de overledene of lag in een pot, op een schaal, in een kastje.

Charons-obolen ( Charonsobool ) behoren tot de best bestudeerde categorie. In de Griekse oudheid werd aan sommi- ge doden een munt meegegeven om, op weg naar het dodenrijk, de overtocht van de rivier de Styx aan de veerman, Charon, te betalen.

Meestal werd het geldstuk in de mond, op de ogen of in een hand meegegeven; bij crematie of verassing ligt de munt in de urn. Het gebruik was niet algemeen verspreid en komt bijvoorbeeld in een Atheens grafveld, dat uit de periode 6de tot 2de eeuw v.C. dateert, niet voor. In de Noordgriekse stad Olynthus daarentegen, ligt in 10% van de 4e eeuwse graven een munt.

Ook in het Romeinse rijk kende men het religieus gebruik één of meerdere munten in het graf mee te geven; of dit altijd verband houdt met de Charonsmythe of een gelijkaardige voorstelling is niet zeker.

Buiten het Romeinse rijk komt het gebruik zelden voor.

Nog in het Christelijke Europa bleef dit gebruik bestaan: zo lagen in 15de eeuwse sarcofagen in Trier, kleine zilvermunten in de mond van de schedel en kregen, nog in de 19de eeuw, Griekse doden een munt in de mond mee. Naargelang de streek werd aan dit gebruik door het volksgeloof steeds een andere uitleg gegeven. Zo zou de Heilige Petrus de hemelpoort openen voor een geldstuk, of moest de munt het spoken van de overledene voorkomen.

Dikwijls werden in graven oude of versleten munten meegegeven zodat datering van een graf aan de hand van de meegegeven munt zeer moeilijk is. In Merovingische graven uit de 6de en 7de eeuw n.C. worden, bijvoorbeeld, nog Keltische en Romeinse munten gevonden; hieruit blijkt dat deze vondstencategorie meestal slechts als terminus post quem kan gebruikt worden, dat wil zeggen dat alleen met zekerheid bepaald kan worden dat de doden na de aanmuntingsdatum van de recentste munt aan de aarde werd toevertrouwd.

v.H.

Lit.: J. Gorecki, Studiën zur Sitte der Münzbeigabe in römerzeitlichen Körpergrabern zwischen Rhein, Mosel und Somme, in Berichte der Römisch-Germanischen Kommission, 56 (1975), 179-467.