Handelingen

Brits Indië

Uit Wiki Munten en papiergeld

Brits Indië, tot 1947 Engelse kolonie bestaande uit de grondgebieden van de huidige republieken India, Pakistan, Bangladesh en (tot 1935) Birma. In 1600 had de East India Company al het monopolie voor 15 jaar handel in dit gebied verkregen en was er een speciale handelsmunt geslagen op naam van Elisabeth I (1558-1603), gebaseerd op de Spaanse reaal. Latere muntslag voor de diverse verkregen gebieden, waarvan Bombay, Madras en Bengalen de belangrijkste waren, was aangepast aan de locale behoeften in aansluiting op de reeds circulerende munteenheden en gewoonlijk met toestemming van het centrale gezag: de Mogulkeizer of een plaatselijke vorst, tot stand gekomen.

Veel van die munten met inscripties in de plaatselijke talen werden op naam van de Mogulkeizer uitgegeven en wanneer dat niet gebeurde viel dat snel op zoals in 1692 toen de naam van de Engese koning Willem III (Willem III van Oranje) op zilveren roepies verscheen tot grote woede van Shah Aurangzeb (1658-1707), wiens munten al eerder zonder toestemming werden geïmiteerd.

In 1835 werd een einde gemaakt aan de afzonderlijke muntslag voor diverse streken en werd een uniform stelsel ingevoerd voor het gehele door de East India Company (EIC) bestuurde gebied. Het was gebaseerd op de zilveren roepie en de gouden mohur van 15 roepie. De roepie was onderverdeeld in 16 anna's van 12 pies. Na de opheffing van de EIC in 1858 en de overdracht van haar bezit aan de Britse kroon, werd dit stelsel gehandhaafd, uiteraard met nieuwe munttypen die ingevoerd werden in 1861. Daarnaast bleef in de vele zelfstandige vorstendommen het bestaande muntstelsel gehandhaafd, een situatie waaraan pas een einde kwam in 1947.

Papiergeld was er mogelijk al voor 1835 in de vorm van "Hundi notes", een soort gemakkelijk circulerende wisselbrieven, met de hand geschreven op voorgedrukte en gezegelde formulieren. De Engelse regering begon in 1860 met de uitgifte van papiergeld, in 1936 opgevolgd door de Reserve Bank of India. Diverse staten gaven tussen 1876 en 1946 hun eigen (deels noodgeld) biljetten uit.

A.

Lit.: Gupta, P. L., Coins (India-The land and the people), New Delhi 1979.